Hahnemanns proef met kinabast

De homeopathie ontstond na een informele proef met kinabast, waaruit Samuel Hahnemann een onjuiste conclusie trok. Homeopaten noemden het een vruchtbare vergissing.

Samuel Hahnemann was 35 jaar toen hij in 1790 een boek van de Schotse farmaceut William Cullen vertaalde. Hij voegde er noten en commentaren toe, waaronder een stukje over kinabast, dat sinds 1650 werd gebruikt als een middel tegen malaria. Cullen dacht dat kinabast de maag versterkte omdat het zo bitter was, maar Hahnemann betwijfelde of dit de werking kon verklaren. Hij schreef dat hij als proef tweemaal daags 15 gram had ingenomen en toen allerlei symptomen kreeg die sterk op malaria leken.

Zijn vingertoppen en voeten werden koud, zijn hart ging veel sneller kloppen, zijn hoofd begon te bonzen, zijn wangen werden rood, hij had veel dorst, kreeg stijve gewrichten en voelde zich uitgeput, angstig en als verdoofd. Hahnemann sprak over koortsaanvallen, al hoeft dat niet te betekenen dat hij werkelijk koorts had. Het begrip koorts werd destijds ruimer opgevat en men onderscheidde verschillende soorten. De eerste draagbare koortsthermometer werd pas ruim een halve eeuw later ontwikkeld.

Hahnemann schreef in 1817 dat zijn proef met kinabast de dageraad van de homeopathie had doen aanbreken. Het was een sprekend voorbeeld van zijn stelling dat een geneesmiddel bij gezonde personen symptomen oproept die het bij zieken kan bestrijden. Er zijn aanwijzingen dat hij al eerder in deze richting dacht en dat de proef zijn vermoedens bevestigde. In 1796 publiceerde hij voor het eerst een artikel waarin hij zijn gelijksoortigheidsbeginsel (similiaprincipe) verdedigde en met meer voorbeelden illustreerde. In het artikel schreef hij nogmaals dat kinabast bij gezonde personen echte koortsaanvallen opwekt, die lijken op malaria.

Toen Newton een appel zag vallen, besefte hij dat alle objecten onderhevig zijn aan de zwaartekracht. Zo ging het schijnbaar ook bij Hahnemann toen hij koorts kreeg nadat hij kinabast innam. Hij realiseerde zich dat hij te maken had met een universele wet. Er zijn tegenwoordig talloze homeopaten die Hahnemanns eerste proef prominent op hun website vermelden. Zij hebben zelf nooit kinabast ingenomen, want dan zouden ze hebben gemerkt dat je daar geen koorts van krijgt.

De proef met kinabast is in de afgelopen tweehonderd jaar al verscheidene malen herhaald en niemand werd daar zo ziek van als Hahnemann. Soms werden er wel enkele symptomen gemeld die leken op wat Hahnemann overkwam, maar de effecten waren veel beperkter en niemand kreeg koorts. De 70-jarige farmacoloog prof. Ernst Habermann nam in 1997 kinabast in voordat hij een lezing gaf en stelde na afloop vast dat zijn lichaamstemperatuur en hartslag onveranderd waren gebleven. Op deze proef kwam echter kritiek omdat hij veel minder kinabast innam dan Hahnemann deed en bovendien bètablokkers gebruikte. Medewerkers van Habermann herhaalden de proef daarom met hogere doseringen. Dit leidde wel tot diarree en een kortstondige verhoging van de hartslag, maar het leek niet op malaria.

Prof. Edzard Ernst, een hoogleraar in de complementaire geneeskunde die oorspronkelijk als homeopathisch arts werkte, schreef dat de proef met kinabast in 1991 werd herhaald door de farmacoloog prof. W.H. Hopff, die zijn studenten als proefpersonen gebruikte. Zij merkten niets bijzonders, wat eraan bijdroeg dat Ernst zijn geloof in homeopathie verloor.

Kinabast bevat onder meer kinine, een stof die al in 1820 voor het eerst werd geïsoleerd. Kinine kan ervoor zorgen dat de eencellige malariaparasieten zich niet in het lichaam vermenigvuldigen. De parasieten veroorzaken periodieke koortsaanvallen, de ‘wisselkoorts’ die Hahnemann bij zichzelf meende te hebben waargenomen. Er bestaan meerdere soorten malaria, die door een speciaal soort muggen van de ene op de andere persoon kunnen worden overgedragen. Tot in de vorige eeuw vlogen er ook in Nederland nog besmette muggen rond. Er zijn aanwijzingen dat Hahnemann al eens malaria had opgelopen en toen kinabast gebruikte om ervan af te komen. Het is mogelijk dat hij hierdoor overgevoelig was geworden voor de stof, al leidt dat gewoonlijk tot jeuk en huiduitslag, waar hij geen melding van maakte. Een andere mogelijkheid is dat hij zoveel kinabast innam, dat hij zichzelf vergiftigde. De dosering die hij noemde, is echter niet uitzonderlijk hoog.

In 1990 publiceerde de homeopathische arts Georg Bayr een boek over de kinaproef, waarin hij deze een vruchtbare vergissing noemde. Bayr erkende dat het effect van kinabast geen steun biedt aan Hahnemanns theorie. Maar hij was blij dat Hahnemann een onjuiste conclusie had getrokken, want dat zorgde ervoor dat hij de theorie serieus nam en verder onderzocht.

De homeopathische arts Birgit Lochbrunner (2008) promoveerde op een dissertatie waarin ze alles wat er in de loop der tijd over Hahnemanns ‘Chinarindenversuch’ is geschreven nog eens op een rijtje zet. Zij merkte op dat Hahnemann aanvankelijk ook in zijn belangrijkste werk, Organon der geneeskunst, beweerde dat je met kinabast koorts kunt opwekken. Deze passage was echter geschrapt in de vijfde editie uit 1833. Ook in zijn autobiografie schreef hij niets meer over de proef die aan de basis lag van zijn ontdekkingen – in tegenstelling tot alle biografieën die anderen over Hahnemann schreven.

Volgens Lochbrunner is de proef met kinabast ten onrechte vaak beschouwd als een ‘key experiment’, dat van centrale betekenis was. Het experiment groeide uit tot een soort geboortemythe van de homeopathie. Zij noemt het liever een verkennend onderzoek, zodat het niet zo bezwaarlijk is dat de conclusie bij nader inzien niet bleek te kloppen. Lochbrunner adviseert de critici om zich te richten op de latere geneesmiddelproeven in plaats van op het eerste gebrekkige experiment. Hahnemann was in haar ogen een vooruitstrevende arts die zich niet beperkte tot de toenmalige speculatieve theorieën, maar experimenteel onderzoek wilde doen. Lochbrunner geeft toe dat Hahnemann, als hij nu had geleefd, ‘misschien’ meer belangstelling zou hebben voor de wetenschappelijke geneeskunde dan voor homeopathie.

Pas de laatste jaren zijn er meer homeopaten tot de ontdekking gekomen dat het niet goed mogelijk is om aan te tonen dat homeopathische middelen bij gezonde mensen meer symptomen opwekken dan een placebo. Daarmee valt de basis van de homeopathie in het water.

_______________________________________

Deze tekst verscheen eerder in Skepter 26/1 (2013) als aanvulling op het artikel
Op zoek naar het similiaprincipe: Homeopaten weerleggen Hahnemanns leer. (Zie ook De Milwaukee test met homeopaten)

* Lochbrunner, Birgit (2008). Der Chinarindenversuch – Schlüsselexperiment für die Homöopathie? Zeitschrift für Klassische Homöopathie, 52(1), 4-12.