Soestdijklijn
Een leylijn door Soestdijk

Krachtcentra op rechte orthodromen

door Rob Nanninga – Skepter 22.2 (2009)

Leylijnen zijn niet werkelijk recht als je ze op een platte kaart tekent. Drs. Sietse van der Tuin pakte het onderzoek wetenschappelijk aan door rekening te houden met de kromming van de aarde.

IN 1992 publiceerde de amateurhistoricus Wigholt Vleer het boek Leylijnen en leycentra in de Lage Landen (zie Skepter 6/4). Met een wichelroede had hij vastgesteld dat er in Nederland en Vlaanderen talloze ‘krachtlijnen’ over de aarde lopen. Vooral op leycentra, waar deze leylijnen samenkomen of elkaar kruisen, kon een sterke en heilzame energie worden waargenomen. Middeleeuwse kerken bleken bijna altijd op zulke occulte krachtcentra te staan. Vleer kwam echter tot de conclusie dat in kerken die na 1350 werden gebouwd, geen leycentra meer te vinden zijn. Hij vermoedde dat de grote pestepidemie een einde had gemaakt aan de traditie.

Wigholt Vleer overleed in 1999, maar heeft sinds kort een serieuze opvolger gekregen, de econoom Sietse van der Tuin, auteur van Fysica van de Heiligheid (2009). Van der Tuin werkte tot zijn pensionering bij het KNMI. Op de achterkant van zijn boek kunnen we lezen dat hij ook wis- en natuurkunde studeerde, diverse ministers adviseerde en een kritische en wetenschappelijke instelling heeft. Hij kwam voor het eerst met leylijnen in aanraking toen hij samen met zijn vrouw deelnam aan een excursie onder leiding van Wigholt Vleer. Bij deze gelegenheid bleek dat hij in staat was om de wichelroede zelf met succes te hanteren. In de afgelopen tien jaar reisde hij de hele wereld over om krachtige leycentra te zoeken.

Sietse van der Tuin gebruikt een haaks gebogen staafje dat hij tussen duim en wijsvinger vasthoudt. Het noemt dit een ‘indicator’, omdat wichelroedes vaak met allerlei onzin worden geassocieerd. Vleer gebruikte een soortgelijk model, dat een slag groter was en met de hele hand moest worden vastgehouden. Als Van der Tuin op ruime afstand van een kerk staat, richt hij zijn indicator eerst naast het gebouw. Op deze manier kan hij nagaan of het aanwijsstaafje naar de kerk toe beweegt. Daarmee is nog niet vastgesteld dat de kerk zich op een leycentrum bevindt, want de indicator geeft alleen de juiste richting aan. Het LC (leycentrum) zou zich ook recht achter de kerk kunnen bevinden. Als het een zeer krachtige uitstraling heeft, ligt het misschien wel meer dan honderd kilometer verderop. Om dit probleem te ondervangen dient men het gebouw vanuit verschillende richtingen te peilen.

Aanvankelijk beperkte de auteur zich in navolging van Wigholt Vleer tot de oudste kerken. Daarin kwam verandering toen zijn indicator van een kilometer afstand een kerk tussen Leimuiden en Rijnsaterwoude aanwees. Dit bleek een rooms-katholieke kerk te zijn die pas in de 19de eeuw was gebouwd. Voor zover bekend had er nooit een ander gebouw gestaan. Desondanks stond het altaar op een leycentrum. Niet lang daarna kwam de auteur op basis van diverse peilingen en met hulp van een kaart en een kompas tot de conclusie dat er aan de waterzijde van Nieuwkoop een krachtig LC moest zitten. Maar toen hij op weg naar deze plek een katholieke kerk passeerde, zwenkte zijn indicator plotseling die richting uit. Hoewel de kerk pas rond 1930 op een braakliggend terrein was gebouwd, stond hij bovenop een leycentrum.

Na deze verrassende ervaringen, die de theorie van Vleer onderuithaalden, was het hek van de dam. Nader onderzoek bracht aan het licht dat alle rooms-katholieke kerken tot op de huidige dag op leycentra worden gebouwd. ‘Wij moeten de kerk nog vinden, waar niet in het midden van de lengteas een leylijn loopt’, schrijft Van der Tuin. In grote kerken waren er op deze lijn meestal meerdere leycentra te vinden. Het altaar bevond zich gewoonlijk op het krachtigste LC. Daar kwam nog bij dat ook wegkapelletjes, wegkruizen en vrijstaande heiligenbeelden op LC’s bleken te zijn geplaatst. De auteur is ervan overtuigd dat hij een ‘groot geheim’ aan de katholieke kerk heeft ontfutseld, dat men al eeuwenlang onder de mijter houdt. De kracht van de sacramenten wordt heimelijk aangevuld met leykrachten.

Wie zou niet willen geloven dat de katholieke kerk nog veel verbergt? Na de bekende roman van Dan Brown en de onthullingen over wellustige broeders en paters die jarenlang kinderen misbruikten, kan dit er ook nog wel bij. De auteur weet echter geen maat te houden, want hij komt tot de conclusie dat katholieke geestelijken bij lange na niet de enige verborgen aanhangers van het geloof in leykrachten zijn. Zo bleken alle Nederlands Hervormde kerken die hij bezocht een hoofd-LC bij de ingang te hebben. Dit gold eveneens voor 19-de eeuwse doopsgezinde kerken en voor remonstrantse kerken, waaronder een kerk die pas in 1932 was gebouwd.

Zelfs het Leger des Heils heeft een voorkeur voor gebouwen die op een leycentrum staan, waaronder vestigingen in Amsterdam, Haarlem, Almere en een zaaltje onder een flat in Zeist. In Groningen komen de heilsoldaten bijeen in een voormalige mormoonse kerk uit de jaren 1950. De indicator gaf aan dat deze kerk een leycentrum heeft, evenals de nieuwe kerk die de mormonen in de stad lieten bouwen. De auteur bezocht ook twee Nederlandse moskeeën die in de jaren 1980 en ’90 waren gebouwd. Daar zat het krachtigste LC in de buurt van de mihrab, een nis in de richting van Mekka waar de imam voorgaat in gebed. In Turkije zit het meestal op de plaats van de minaret. Leycentra zijn eveneens te vinden in synagogen, hindoetempels, boeddhistische tempels en gebouwen van vrijmetselaars.

Geheime ingewijden.

Alle religieuze organisaties zoeken volgens drs. Van der Tuin ‘tot op de dag van vandaag’ LC’s voor hun gebedshuizen. Want het kan natuurlijk geen toeval zijn dat zijn indicator bij zulke gebouwen vaak al op ruime afstand uitslaat. Dit geldt ook voor de talloze kerken die hij in het buitenland bezocht. Zo constateerde hij onder meer dat alle kerken van Darmstadt op LC’s zijn gebouwd. Dit gold zelfs voor een bronzen beeld van de in 1984 overleden Duitse beeldhouwer Waldemar Grzimek, dat op het marktplein stond. Daar bevond zich ook een fontein uit 1546, die op het krachtigste LC was geplaatst. Rond de fontein was in het plaveisel een stralenpatroon aangebracht, waarbij de stralen precies samenvielen met leylijnen. ‘De kennis van LC’s lijkt ruim verbreid in Darmstadt’, constateert de auteur.

De enige uitzondering zijn gereformeerde kerken, waarin slechts zelden leycentra worden aangetroffen. Misschien wilden de gereformeerden welbewust niets meer te maken hebben met occulte krachten. De auteur acht het ook goed denkbaar dat ze niet op de hoogte waren van het bestaan van leycentra. Ze kwamen voort uit de Afscheiding van 1834. Waarschijnlijk waren daar geen personen uit de elite van ingewijden bij betrokken, zodat de geheime kennis niet bij gereformeerden doordrong.

De ingewijden waren ongetwijfeld zeer invloedrijk, want anders zouden ze er vast niet in zijn geslaagd om alle kerken op de gewenste plaatsen te bouwen. Helaas beschikt de auteur niet over informanten die kunnen bevestigen dat er een speciaal bouwbeleid bestaat, afgestemd op energieën in de aarde. Er zijn ook nog nooit documenten aan het licht gekomen die hier melding van maken en er zijn geen priesters of dominees gesignaleerd die met een wichelroede naar LC’s zochten. Niettemin heeft men op de een of andere manier vakkundig de juiste plaatsen geselecteerd, want ze stemmen precies overeen met wat de indicator aanwijst.

Leycentra werden pas in de jaren 1970 bekend door het werk van populaire auteurs uit de new-agehoek. Maar in de kerkelijke wereld was men er klaarblijkelijk al heel lang van op de hoogte. We mogen volgens Van der Tuin aannemen dat de geheime kennis in besloten kring aan nieuwe ingewijden werd doorgegeven. Dat gebeurde zo effectief dat er nooit afvalligen waren die uit de school klapten. De sociale controle was beter dan bij de maffia. De tentakels van de ingewijden strekten zich naar het schijnt zover uit dat ze in alle regio’s achter de schermen konden bepalen waar al dan niet moest worden gebouwd, zonder dat buitenstaanders hun bedoelingen doorzagen. De auteur neemt aan dat er ook bouwmeesters en architecten in het complot zaten.

Het is niet duidelijk waarom men zoveel moeite heeft gedaan om kerken op leycentra te plaatsen. Er wordt beweerd dat zulke heilige plaatsen paranormale of spirituele ervaringen kunnen opwekken, maar daar is in veruit de meeste christelijke kerken weinig van te merken. Het is niet gebruikelijk dat de kerkgangers tijdens de dienst visioenen krijgen of in trance raken. Wondergenezingen doen zich evenmin voor. De subtiele energieën lijken ook geen effectief middel om mensen aan een kerk te binden, want het ledental van de hervormde kerken daalde sneller dan dat van de gereformeerde, al moesten die het zonder leykrachten stellen.

Waarom heeft iedereen die ervan wist zo angstvallig verzwegen dat kerken op leycentra staan en waarom willen de ingewijden het nog steeds niet toegeven? Volgens de auteur wou men aanvankelijk niet dat het bekend werd omdat krachtige LC’s schaars zijn. Men wou ze uitsluitend voor eigen doeleinden gebruiken. Na de reformatie en de verlichting durfden de ingewijden er niet meer mee naar buiten te komen. Ze waren bang dat ze zouden worden gedemoniseerd of dat ze door de wetenschap zouden worden weggehoond. Daar heeft Van der Tuin geen last van omdat hij zich naar eigen oordeel kan baseren op overtuigend bewijsmateriaal. Alleen doorgewinterde skeptici zullen er niet van onder de indruk raken, want dat zijn volgens hem dogmatici die nooit zullen willen toegeven dat hun wereldbeeld niet klopt.

Stonehenge ontmaskerd

Sietse van der Tuin trekt zonder schroom vergaande conclusies omdat hij er voor honderd procent van overtuigd is dat zijn indicator onfeilbaar is. Hij doet alsof het een geijkt meetinstrument is dat automatisch in de juiste richting wordt getrokken, terwijl het aanwijsstaafje in feite louter reageert op de onbewuste spierbewegingen van zijn duim. Omdat hij de richting van een leycentrum op enkele centimeters afstand nog kan meten, neemt hij aan dat de bron van de uitstraling waarschijnlijk oneindig klein is.

Soms constateert hij dat men in een kerk precies op de plaats van het leycentrum een vloerdecoratie heeft aangebracht. Het is goed mogelijk dat dit geen toeval is, maar daarmee is niet gezegd dat de decoratie is bedoeld om het leycentrum te markeren. Het is aannemelijker dat de onderzoeker exact bij zo’n plek uitkomt, juist omdat er een opvallende decoratie zit. Zijn metingen zijn niet geblindeerd, zodat hij niet kan voorkomen dat ze worden beïnvloed door onbewuste wensen en verwachtingen.

Het is opvallend dat hij niet graag sterke krachtcentra aanwijst op plaatsen die alom als heilig bekend staan. Een typerend voorbeeld is Stonehenge, dat in hoog aanzien staat bij mensen die menen dat ze gevoelig zijn voor bijzondere energieën. Zij blijken het allemaal mis te hebben, want Van der Tuin moest het monument tot op 250 meter naderen voordat zijn indicator op de uitstraling reageerde. Als hij verder weg stond, wou het ding voortdurend een andere kant op, waar blijkbaar krachtiger LC’s zaten. Hij noemt dit ‘een tragische ontluistering voor allen die Stonehenge grote krachten toedichten’ en in de titel van het betreffende hoofdstuk spreekt hij zelfs over een ‘ontmaskering’. Er zitten geen sterkere energieën dan in een gemiddelde dorpskerk. De uitstraling was ‘van nul en generlei waarde’, want die moet minimaal 2 kilometer ver reiken.

Het was duidelijk dat er in de richting van de Preseli Hills in Wales wel een heel krachtig centrum zat, want dat was al op honderden kilometers afstand meetbaar. Men neemt aan dat de kleinste stenen in Stonehenge – de zogenoemde bluestones (gevlekte dolerieten van circa twee meter hoog) – oorspronkelijk uit dit gebied afkomstig waren. Van der Tuin volgde de wegwijzers naar Pentre Ifan, waar de grootste dolmen van Wales te vinden is. Maar toen hij daar in de buurt was aangekomen, wees zijn indicator onverwacht naar een weiland ten zuiden van het megalithische grafmonument. Hoewel daar niets te zien was en er ook nooit archeologische opgravingen waren gedaan, acht hij het aannemelijk dat er ooit een heiligdom heeft gestaan. De makers hebben de stenen wellicht meegenomen toen ze naar Stonehenge vertrokken.

Een ander voorbeeld is het bekende bedevaartsoord Santiago de Compostella. Tijdens een vliegreis naar Madrid maakte de indicator duidelijk dat er in het noordwesten van Spanje een zeer krachtig leycentrum zat, waarvan de uitstraling al ver voor de Pyreneeën kon worden gedetecteerd. De onderzoeker reist graag per vliegtuig om een overzicht te krijgen van de sterkste LC’s. Zijn indicator geeft immers niet aan hoe krachtig een leycentrum is. Dat kan hij alleen achterhalen door proefondervindelijk na te gaan tot op welke afstand de veronderstelde ley-energie nog van invloed is op zijn meetinstrument. Als hij in een vliegtuig zit, ziet hij de indicator draaien wanneer hij een belangrijk LC passeert. Hij gebruikt daarbij ook gps, een gradenboog en een routekaart.

De reis naar Santiago werd per auto vanuit Nederland ondernomen. Voorbij Bilbao wees de indicator nog steeds pal naar het westen, terwijl de kaart aantoonde dat Santiago wat zuidelijker lag. Van der Tuin kreeg het vermoeden dat het gezochte LC wellicht te vinden was bij een beroemde Romeinse vuurtoren in La Coruña, maar gaandeweg bleek dat hij naar de iets noordelijker gelegen havenstad Ferrol moest. Kort voordat hij Ferrol bereikte, zwaaide de indicator plotseling naar links. Daar bevond zich het grootste LC van Noord-Spanje, met ‘een uitstraling van zeker 3000 km’. Niet in een kathedraal of in een oeroude steencirkel, maar opnieuw in een onopvallend weiland. De paragnost Chris Zoet (bekend van de tv-serie Op Zoek naar het Zesde Zintuig), die geregeld door de auteur wordt geraadpleegd, meende te zien dat er ooit een verdwenen heiligdom heeft gestaan. Dat kan haast niet anders, al blijft het wel vreemd dat de toplocatie niet meer in gebruik is.

Ook het LC van Lourdes kon naar het scheen al vanuit het vliegtuig worden geïdentificeerd. Het had een uitstraling van minstens 100 km. Ter plekke kon worden vastgesteld dat er in de grot waar de Heilige Maagd verscheen inderdaad een leycentrum te vinden is. Maar dat straalt niet verder dan 2 km uit. Het grote LC bleek zich ergens in een bergachtig gebied ten oosten van Lourdes te bevinden. Op de sterkste LC’s zijn meestal geen christelijke bouwwerken te vinden, want die staan bij voorkeur op zwakkere LC’s in de omgeving. De auteur kan daar allerlei mogelijke verklaringen voor bedenken. Misschien was men wat bevreesd voor een plaats die al heel lang door heidenen was vereerd of misschien was de plek ongeschikt voor bebouwing.

De buitengewone onderzoeker heeft uit ervaring geleerd ‘dat een groot LC vaak op een minder voor de hand liggende plek ligt’. Zo valt het LC van een grote kathedraal doorgaans in het niet bij een LC op een minder toeristische plaats in de nabije omgeving. Een voorbeeld is het hoofd-LC van Rome. Dat zit niet in de Sint-Pietersbasiliek, met een uitstraling van slechts 500 meter, maar in de tweeduizend jaar oude kleine Piramide van Cestius, aan de rand van het oude Rome. Deze is bewaard gebleven omdat hij in het verleden werd gebruikt als een onderdeel van de stadsmuur. Ook in Parijs zit het hoofd-LC op een onverwachte plaats – niet in de Notre-Dame, maar in het hoofdbureau van politie, ‘achter het vierde raam vanaf de zijdeur aan de Seine’. Mogelijk heeft daar ooit een kerk gestaan.

In Nederland zitten meerdere krachtige LC’s, waaronder een in de richting van Roermond. Nader onderzoek bracht aan het licht dat het nabijgelegen dorpje Vlodrop de gelukkige bezitter is. Daarmee wordt meteen duidelijk waarom Maharishi Mahesh Yogi in deze uithoek zijn hoofdkwartier vestigde en er tot zijn dood verbleef. Het sterkste LC bevindt zich echter niet in het voormalige kloostercomplex waarin Zijne Heiligheid zijn intrek nam, maar 650 meter verderop ‘in een ruig en vochtig weitje’. Toch was daar wel wat bijzonders mee aan de hand, want het bevond zich precies op de grens met Duitsland. ‘Dat is uiteraard geen toeval’, schrijft de onderzoeker. ‘In een grijs verleden zullen lokale heersers gestreden hebben om het bezit van het LC en uiteindelijk hebben ze hun grens maar op het LC gezet.’

Een vreemde steen

Ook wanneer er werkelijk krachtcentra bestaan, zou het nog steeds wonderbaarlijk zijn dat de auteur deze zo feilloos op paranormale wijze kan opsporen, terwijl zijn collega’s er voortdurend naast zitten. Dit is volgens hem te danken aan het feit dat hij als enige kruispeilingen uitvoert. Ik moet toegeven dat het boek spannender is geworden doordat hij vaak op verrassende plaatsen terechtkomt, waarover hij ook allerlei historische wetenswaardigheden opdiept. Meestal kost het veel moeite om het hoofd-LC te vinden, doordat er diverse subcentra in de buurt zitten die de indicator de verkeerde kant op sturen. Soms lukt het om in geschiedkundige bronnen iets te vinden dat het belang van de gevonden plek ondersteunt. Ook oude legenden kunnen daarbij van pas komen.

Drs. Van der Tuin reist in elke richting die zijn indicator aangeeft. Op het strand van Noordwijk, in de buurt van zijn woonplaats, kon hij al vaststellen dat er in de richting van Zuid-Engeland iets zat dat nader onderzoek verdiende. Hij kwam terecht in de buurt van Avebury, bekend door de grootste steencirkel ter wereld. Maar vlak voor de laatste afslag, wees de indicator naar The Sanctuary, aan de linkerkant van de weg. Daar stonden 5000 jaar geleden grote palen in concentrische cirkels. Hoewel er een LC te vinden was, bleek het gezochte LC een kilometer verderop te liggen, bij West Kennet Long Barrow, een prehistorische grafheuvel die veel bezoekers trekt. Het zat vreemd genoeg niet in een grafkamer, maar in een grote steen, die er pas voor was gezet toen men de tombe niet meer gebruikte. Dit was de bron van de uitstraling die al in Nederland werd opgepikt.

In de achterste grafkamer trof Van der Tuin een spirituele toeriste die bij een offersteen aan het mediteren was. Hij vertelde haar dat er bij de steen voor de ingang veel meer te voelen was. Ze volgde zijn raad op en ging buiten met gesloten ogen tegen de platte steen staan. Zelf probeerde de onderzoeker vanaf een meter of tien vast te stellen aan welke kant van de steen de puntvormige energiebron zich bevond. Op het moment dat hij ten zuiden van de steen stond, begon de vrouw plotseling te lachen. Ze greep naar haar maag en riep uit: ‘What are you doing?’ Misschien had ze het tegen haar man, die naast haar stond. Toen ze haar ogen opende en zag dat Van der Tuin zijn indicator op haar gericht hield, kreeg ze het idee dat hij iets naar haar uitstraalde. Kennelijk begreep ze niet goed waarvoor de indicator diende.

De auteur besloot haar hypothese nader te onderzoeken. Hij vroeg de vrouw om haar ogen te sluiten en liep een aantal keren in een boog om haar heen, terwijl hij zijn indicator vanuit het noorden, oosten en zuiden op de steen richtte. Telkens wanneer hij in het zuiden stond, rapporteerde de vrouw dat ze weer een vreemd gevoel in haar maag kreeg. Van der Tuin hecht opmerkelijk veel waarde aan deze gebrekkige en zeer onvolledig gerapporteerde proef. In een e-mail die ik van hem ontving, noemde hij de ervaringen van de vrouw ‘het vreemdste dat ik ooit heb meegemaakt’. Helaas vergat hij haar naam te noteren, omdat hij snel door moest naar een volgend leycentrum. Een jaar later heeft hij de proef met succes op dezelfde locatie herhaald met een Australische toeriste. Daarover verstrekt hij echter nog minder details. Hoewel zijn boek ruim 400 pagina’s telt, wijdt er slechts twee zinnen aan.

Volgens Van der Tuin konden de vrouwen absoluut niet weten waar hij zich bevond en waren er bij de proeven getuigen aanwezig. Hij had verwacht dat ik zoiets wel nader zou willen onderzoeken, maar het leek me wat teveel gevraagd om hiervoor naar Engeland te reizen. Het verbaast me niets als zo’n informeel en gebrekkig gecontroleerd parapsychologisch proefje succes oplevert. Van der Tuin nam echter liever aan dat het voor mij een onverdraaglijke gedachte zou zijn om hem gelijk te moeten geven. Dan zou mijn sceptische wereldbeeld kopje onder gaan, ‘zoals Galileo Galileï de wereld op zijn kop zette’.

Geblindeerde proeven

Ik vroeg de auteur of hij met zijn indicator iets kan lokaliseren dat verplaatsbaar is. Dat bleek inderdaad het geval te zijn. Een aantal jaren geleden vulde hij een plastic flesje met water uit een heilige grot in Zuid-Frankrijk. Dat flesje staat al vijf jaar naast een tafelpoot in zijn kamer. Zijn indicator reageert nog steeds op het heilige water en blijft ook naar het flesje wijzen als dat ergens anders wordt neergezet. Hij schreef me dat hij het kan aanwijzen tussen een aantal soortgelijke flesjes met mineraalwater. Het was toegestaan om er een zakje of iets van karton omheen te doen, al mocht het materiaal niet al te dik zijn.

Dit leek wel een geschikte proef, die we samen zouden kunnen uitvoeren. Maar ik adviseerde Van der Tuin om het eerst zelf eens te proberen met een goed geblindeerde proefopstelling, waarbij het grotwater niet steeds in dezelfde verpakking zat. Toen bleek al snel dat zich allerlei problemen voordeden. Het was bij nader inzien niet mogelijk om flesjes met gewoon mineraalwater in de buurt van het grotwater te plaatsen, want die namen de straling al heel snel over. Ook de kartonnen verpakking werd naar het scheen besmet, want de indicator wees steeds naar een doosje waarin het heilige water bij een voorafgaande poging had gezeten.

Het leek wel mogelijk om deze problemen te omzeilen door bij elke poging verse verpakkingen te gebruiken en door een gevuld doosje met lege doosjes te vergelijken. Daarbij doken echter weer nieuwe problemen op. Als het heilige grotwater bijvoorbeeld even op een vensterbank had gestaan, dan was deze plek minstens een kwartier lang onbruikbaar. De indicator bleef naar de vensterbank wijzen, al stond daar inmiddels een leeg doosje of helemaal niets. Bij latere proeven bleek dat de energie urenlang aan een plek kan blijven plakken. Tot overmaat van ramp werden de metingen ernstig verstoord door diverse natuurlijke leycentra in de omgeving. Een daarvan was het krachtigste LC van Nederland, met een uitstraling van 1500 km. Het zit in een duinvallei bij Noordwijk en het was vast geen toeval dat biermagnaat Freddy Heineken er in het verleden een villa naast liet bouwen.

Ondanks het feit dat geblindeerde proeven niet het verwachte resultaat opleverden, bleef de ley-onderzoeker ervan overtuigd dat het water energie uitstraalde. Hij kon voor elke mislukte proef wel een aannemelijke verklaring bedenken die zijn overtuiging in stand hield. Er kan waarschijnlijk nooit iets gebeuren dat hij niet met zijn theorieën in overeenstemming kan brengen. Hij zoekt louter naar bevestiging.

Ik vroeg of het een goed idee zou zijn om het flesje steeds op een andere plek te zetten en het evenals een kerk vanuit diverse richtingen te benaderen. Maar helaas verloor Van der Tuin zijn belangstelling voor dit onderzoeksproject. Hij wilde zich liever richten op krachtige leycentra en was van plan om peilingen in de buurt van zo’n LC te laten controleren door onafhankelijke deskundigen en eventueel ook door een notaris. Ik stelde voor om de peilingen uit te voeren in een verplaatsbare tent, waarvan hij de locatie niet kende, maar ook dit idee kwam niet van de grond. Volgens Van der Tuin zouden sceptici toch nooit bereid zijn om positieve resultaten te erkennen, zodat samenwerking weinig zin had. Hij wilde zich liever concentreren op de Engelse editie van zijn boek en veronderstelt dat hij overzee meer steun en onbevooroordeelde onderzoeksexpertise zal weten te vinden.

Een grootcirkel door Soestdijk

Het bestaan van leycentra wordt volgens de auteur bewezen door het feit dat ze opmerkelijk vaak op rechte lijnen liggen. Hij verzamelde circa 200 krachtige LC’s en kon door de helft daarvan ruim 60 lijnen trekken die drie of meer punten met elkaar verbonden. De afwijking was hoogstens 20 meter, terwijl de punten dikwijls op honderden kilometers afstand van elkaar lagen.

De eerste lijn die hij onderzocht, liep tussen paleis Soestdijk en de soefitempel in Katwijk. Deze plaatsen liggen bijna op dezelfde breedtegraad. Het was te verwachten dat er in Soestdijk een LC zat (precies onder de vlaggenmast), want ook de adel is goed op de hoogte van krachtcentra, zodat men er veel kastelen en paleizen op heeft laten bouwen. Het sterke leycentrum in Katwijk zat bij nader inzien in een duinpan, ruim honderd meter zuidelijker dan de tempel. Dit was waarschijnlijk de plek waar soefimeester Inayat Khan in 1922 een mystieke ervaring kreeg.

Eerder was al vastgesteld dat de parochiekerk van St. Jan Geboorte in Noordeinde een uitstraling van minstens 5 km had. Daar stond oorspronkelijk een 16de-eeuwse kerk. Sinds 1913 staat er achter de kerk een nagebouwde Lourdesgrot. Wie op een gedetailleerde landkaart een lijn trekt tussen paleis Soestdijk en de duinpan in Katwijk, kan constateren dat de kerk iets ten noorden van deze lijn ligt. Van der Tuin realiseerde zich echter dat de lijn niet samenvalt met de kortste weg tussen beide punten, omdat de kaart plat is en de aarde rond.

De kortste weg tussen twee plaatsen die op dezelfde breedtegraad liggen, loopt niet over de parallelcirkel die deze punten verbindt, behalve als ze op de evenaar liggen. Dat wordt vooral heel duidelijk wanneer je vanuit het noorden van Scandinavië naar Alaska wilt vliegen. Dan kun je een heel stuk afsnijden door niet langs de poolcirkel te vliegen, maar over de noordpool. De kortste weg tussen twee punten op aarde loopt altijd langs de grootcirkel die je door beide punten kunt trekken. Zo’n grootcirkel verdeelt het aardoppervlak in twee gelijke helften en heeft het centrum van de aarde als middelpunt.

Als je Katwijk via een grootcirkel verbindt met een punt dat honderd kilometer oostelijk op dezelfde breedtegraad ligt, dan loopt deze zogenoemde orthodroom halverwege de route circa 250 meter boven de breedtegraad. De afwijking wordt kleiner als de punten dichter bij elkaar liggen (ruim 60 meter bij een lijn van 50 km). Dit is goed te zien door met het programma Google Earth een lijn van west naar oost te trekken, want Google toont de kortste weg, de orthodroom (zet ook het raster aan). Bij punten die recht boven elkaar liggen, maakt het niets uit, want die liggen op dezelfde meridiaan en dat is al een grootcirkel (door beide polen).

Van der Tuin stelde met behulp van een computerprogramma vast dat de kortste weg tussen de duinpan en het paleis over de begraafplaats in Noordeinde loopt. Nauwkeurige metingen, die meerdere dagen in beslag namen, toonden aan dat het krachtigste LC zich inderdaad op het kerkhof bevindt, bij een groot kruis en niet in de nabij gelegen kerk. De orthodroom loopt wel door de parochiekerk in Langeraar, die ook een sterk LC bleek te hebben. Er werden nog zes andere LC’s gevonden, die bijna precies op de orthodroom lagen, maar deze bevinden zich niet in belangrijke gebouwen.

In Oegstgeest ligt het LC circa 100 meter ten zuiden van het bekende Groene Kerkje, ergens in een perkje langs de straatweg. In Rijpwetering ligt het op een parkeerterrein, tweehonderd meter van de kerk. In Wilnis ligt het ergens naast een weg aan de zuidelijke rand van het dorp. De orthodroom loopt ook niet door kasteel Sypesteyn, maar achter het kasteel langs – al is dat volgens de onderzoeker logisch omdat hij ontdekte dat er honderd jaar geleden plannen waren om daar een kapel te bouwen. Vanaf Soestdijk trok hij de lijn nog wat verder door, langs Sluisdijk (het LC zit bij de ringdijk) naar een nieuwbouwwijk in Hoogland, ‘een unieke plek om te wonen, op een LC met een uitstraling van minstens 14 km’.

Het zou wel opmerkelijk zijn als de onderzoeker deze plekken heeft gevonden zonder te weten waar de orthodroom loopt. Het is echter onduidelijk over hoeveel voorkennis hij beschikte. Hij schreef dat het voor hem een grote verrassing was dat het zo goed klopte. Maar hij had wel steeds zijn kompas, gps en stafkaart bij de hand. Bovendien vond hij vaak meerdere LC’s die bij elkaar in de buurt lagen. Daaruit koos hij soms pas later de sterkste, die op een lange leylijn lag. Hij neemt aan dat er uit een krachtig LC ook gebogen lijnen komen, die weer naar hetzelfde punt terugkeren, zogenoemde LC-veldlijnen. De lengte van deze lijnen varieert. Waar ze elkaar kruisen, ontstaan sub-LC’s. Zo kan worden verklaard waarom een hoofd-LC altijd wordt omgeven door zwakkere LC’s, die er moeilijk van te onderscheiden zijn.

Lange lijnen

Hoewel er naar verluidt in vrijwel alle kerken en kastelen leycentra zitten, is het maar zelden mogelijk om daar rechte lijnen door te trekken. Op de Soestdijklijn ligt slechts één kerk, terwijl de lijn aan vele kerken voorbij gaat. Zelf trok ik met hulp van Google Earth een lijn tussen de soefitempel en de kerktoren van Noordeinde. Deze lijn loopt zowel door het Groene Kerkje als door de kerk van Langeraar. Zo had ik vier religieuze gebouwen op een rij. Van der Tuin liep echter niet warm voor deze ontdekking, omdat mijn lijn niet overeenstemt met zijn metingen.

In zijn boek vermeldt hij een stuk of dertig leylijnen die meer dan duizend kilometer lang zijn. Maar hij noemt in alle gevallen slechts drie LC’s die op de lijn te vinden zijn. Door twee daarvan kun je per definitie al een lijn trekken. De auteur vindt het verbazingwekkend als een lijn na honderden kilometers nauwkeurig een LC treft. In werkelijkheid wordt de kans dat de lijn ergens onderweg door een significant punt loopt, groter naarmate de lijn langer is. Daar komt bij dat het meestal gaat om punten die alleen van belang zijn omdat de indicator ze aanwees.

Een voorbeeld is de 1461 km lange lijn van een punt in de Amsterdamse Waterleidingsduinen naar een punt op het Italiaanse schiereiland Gargano, ongeveer anderhalve kilometer ten noorden van het bedevaartsoord Monte Sant’Angelo. Dit was niet de plek waar de aartsengel Michaël in de 5de eeuw meermaals zou zijn verschenen. Er stond slechts een oude boerderij die als stal diende, al vermoedt de onderzoeker dat er ooit een kapel heeft gestaan. De leylijn tussen beide punten loopt door het Duitse plaatsje Maulbronn. Helaas niet door de bekende middeleeuwse Abdij van Maulbronn, maar ruim een halve kilometer ten westen daarvan. Daar bevindt zich het krachtigste LC – ‘op het opslagterrein van de metaalgieterij van de firma Schenk’.

Geen van de drie punten staat als heilig bekend. Drs. Van der Tuin is de enige die beweert dat het bijzondere plaatsen zijn, louter omdat zijn indicator ze aanwees. Pas daarna zou hij op de computer hebben berekend dat ze met een ‘fantastische nauwkeurigheid’ van twee meter op een orthodroom liggen. Volgens Google Earth bedraagt de afwijking soms wel bijna 100 meter, maar dit programma is mogelijk niet zo nauwkeurig als de berekeningen van de auteur. Als we aannemen dat het klopt, dan heeft hij blijkbaar een bijzonder vermogen om punten te vinden die op rechte lijnen liggen. Maar daarmee is nog niets gezegd over ley-energieën.

De heiligmakende energieën bewegen zich volgens de onderzoeker langs grootcirkels en zijn onderworpen aan de zwaartekracht. Ze worden uitgezonden door onuitputtelijke leybronnen die zich aan materie hechten en oneindig klein zijn. Ze hebben kenmerken van donkere materie, want die is ook onzichtbaar. Alleen met behulp van een indicator kunnen de LC’s betrouwbaar worden opgespoord. De auteur schreef me dat hij deze kunst onlangs nog aan drie sceptici heeft geleerd. ‘Deze sceptici waren stomverbaasd dat zij binnen een half uur dingen konden aanwijzen die zij en ik nog niet eens hadden opgemerkt.’

Uit: Skepter 22.2 (2009)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Rob Nanninga was hoofdredacteur van Skepter van 2002 tot 2014