Mevr. Sickesz is een [*bleep*]

door Rob Nanninga – Skepter 20.1 (2007)

Het hoeft geen verbazing te wekken dat de Vereniging tegen de Kwakzalverij vaak over kwakzalvers spreekt. Anders zou men de naam wel hebben veranderd. Maar het mag niet meer van de rechter.

DE Vereniging tegen de Kwakzalverij (VtdK) moet ruim 20.000 euro uitgeven om rectificaties te plaatsen in de Telegraaf en NRC Handelsblad. Ook proces- en advocaatkosten moeten nog worden betaald, terwijl er al weer nieuwe processen in aantocht zijn. Het wordt moeilijk om het financieel nog op te brengen. Er zit niet veel geld meer in kas, zodat men in allerijl een bedelactie is gestart. Wie niet wil dat de Vereniging en het woord kwakzalver verdwijnen, kan rechts onderaan deze pagina een donatie overmaken. [red: de zaak is inmiddels tot een definitief einde gekomen, de tekst is hier en daar niet meer actueel]

Bestaan er nog kwakzalvers?

Wanneer kun je iemand een kwakzalver noemen? Het Amsterdamse Gerechtshof ging te rade bij Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal. Volgens Van Dale betreft het

  • iemand die nutteloze middelen toepast ter genezing van de een of andere ziekte,
  • of middelen beweert te kennen tegen alle mogelijke ziekten,
  • ofwel iemand die zulke middelen, meestal met veel ophef, te koop aanbiedt.

Kwakzalverij is volgens Van Dale ‘de wijze van doen van een kwakzalver’. Het kan ook kwakzalversmiddel betekenen, wat wordt gedefinieerd als ‘nutteloos geneesmiddel van een kwakzalver’. Er bestaat dus geen kwakzalverij zonder kwakzalvers. In het verleden werden ook onbevoegde beoefenaars van de geneeskunst als kwakzalver aangeduid, maar sinds de invoering van de wet BIG mag iedereen een geneeskundige praktijk openen.

De Vereniging tegen de Kwakzalverij benadrukt dat het gaat om methoden waarvan niet is aangetoond dat ze werken en waarvan de achterliggende theorie ook moeilijk te rijmen is met de huidige inzichten van de medische wetenschap. Je zou het ook onwaarschijnlijke geneeswijzen kunnen noemen. Zo vinden veel wetenschappers het moeilijk om te geloven dat een zeer hoge homeopathische verdunning, waar feitelijk niets meer in zit, nog effect kan hebben. Dit paranormale effect is ook nooit overtuigend aangetoond.

Het Gerechtshof verkoos de definitie van Van Dale, maar daarbij duikt een probleem op. Wat betekent ‘nutteloze middelen’? Is het nutteloos als je iemand een nepbehandeling of een homeopathisch middel geeft? Nee, zeker niet! We kennen immers het placebo-effect. Professor Edzard Ernst, deskundig op het gebied van complementaire geneeswijzen, gaf daar al eens een sprekend voorbeeld van. Bij een onderzoek werden patiënten verdeeld over twee groepen. De ene groep werd homeopathisch behandeld, terwijl de andere groep een placebo ontving. Het resultaat was dat in beide groepen driekwart van de patiënten zich beter voelde.

Het Amsterdamse Gerechtshof stelt dat een behandeling niet nutteloos is, wanneer is gebleken dat veel patiënten tevreden zijn over de resultaten. Daarmee is er plotsklaps geen enkele alternatieve therapie meer die nog met recht nutteloos kan worden genoemd, want alle methoden hebben enthousiaste aanhangers. Zo beschikt Bruno Santanera, de uitvinder van de Biostabil, over talloze brieven van patiënten die verklaarden dat zijn magnetische hangertje hen had geholpen. Op websites die onbewezen methoden propageren, staan meestal dankbetuigingen van tevreden klanten. In het verleden was men zelfs eeuwenlang heel tevreden over de veronderstelde heilzame werking van aderlaten.

Oplichters en bedriegers

Van Dale geeft nog een tweede, figuurlijke betekenis van kwakzalver:

  • iemand die het publiek wat op de mouw wil spelden, boerenbedrieger, oplichter, knoeier.

Deze betekenis heeft niet specifiek betrekking op de geneeskunst. Maar volgens het Amsterdamse Gerechtshof is het de meest populaire en gangbare betekenis. Het Gerechtshof neemt aan dat het woord kwakzalver voor de meeste mensen hetzelfde betekent als bedrieger. Wie dus het woord kwakzalver in de mond neemt, beschuldigt anderen van oneerlijkheid en kwade trouw, vindt het hof.

Niemand mag alternatieve behandelaars in het openbaar kwakzalvers noemen zolang zij oprecht geloven in hun eigen methoden en niet de intentie hebben hun patiënten te misleiden. Daardoor blijven er nog maar erg weinig kwakzalvers over. Zelfs wanneer een behandelaar weet dat hij onzin verkoopt, is het heel moeilijk of zelfs onmogelijk om dit aan te tonen.

Soms heeft men heel overtuigend vastgesteld dat een alternatieve methode niet werkt. Dit geldt bijvoorbeeld voor de iriscopie. Maar dat leidt er zelden toe dat zo’n methode niet meer wordt toegepast. Zo blijven veel iriscopisten onbekommerd volhouden dat ze kwalen kunnen aflezen aan de iris. Zelfs op KiesBeter, een website van de overheid, wordt dit beweerd. (1) Het is geen boze opzet, maar komt voort uit onwetendheid, dogmatisme en zelfbedrog.

De Vereniging tegen de Kwakzalverij, die al in 1880 (2) werd opgericht, heeft er herhaaldelijk op gewezen dat zij het begrip kwakzalverij niet gebruikt om te beweren dat er opzettelijk bedrog wordt gepleegd. Men richt zich niet in de eerste plaats tegen doelbewuste oplichters. Dat is meer een taak voor justitie.

Het Amsterdamse Gerechtshof was van mening dat het niet uitmaakt wat de VtdK of andere deskundigen onder kwakzalvers of kwakzalverij verstaan. Het is alleen van belang wat het grote publiek hieronder verstaat. De meeste stemmen tellen. En hoewel de rechters geen enquêteonderzoek hebben laten uitvoeren, weten ze zeker dat het grote publiek gelooft dat een kwakzalver een slecht mens is, een boerenbedrieger, een oplichter. Dat is een zware beschuldiging.

Kwakzalverslijst

In oktober 2000 presenteerde de VtdK op haar jaarvergadering een lijst met de twintig ‘Grootste Kwakzalvers’ van de 20ste eeuw. Het bestuur had de lijst samengesteld aan de hand van een aantal criteria. Of het werkelijk de grootste, bekendste of meest invloedrijke Nederlandse kwakzalvers waren, valt natuurlijk te betwisten (de long list telde 52 personen). Maar men was het er wel over eens dat alle personen op de lijst onbewezen, onwaarschijnlijke of aantoonbaar onjuiste beweringen deden. Er werden tien alternatieve artsen genoemd. Zij hadden een streepje voor op ongeschoolden, want volgens de VtdK mag men het hun zwaarder aanrekenen wanneer ze methoden propageren die de toets der wetenschappelijke kritiek niet kunnen doorstaan. Veel kranten besteedden aandacht aan de lijst. De Volkskrant en het tijdschrift Panorama drukten hem zelfs in zijn geheel af.

Dr. Houtsmuller, bekend van zijn dieet voor kankerpatiënten, stond ook op de lijst. Hij was in 1999 al naar de rechter gestapt omdat Cees Renckens, de voorzitter van de VtdK, hem een kwakzalver had genoemd. Houtsmuller verloor het kort geding, maar in hoger beroep trok hij aan het langste eind. Hij had beweerd dat zijn dieet met haaienkraakbeen hem van een uitgezaaide huidkanker had genezen, maar moest later toegeven dat dit niet klopte. Het hof nam echter aan dat hij te goeder trouw had gehandeld.

In 2001 publiceerde Renckens het boekje Genezen is het woord niet, dat door de Stichting Skepsis werd uitgegeven in haar reeks Skeptische Notities. Het bevat korte biografische schetsen van de twintig personen op de eerdere kwakzalverslijst. Maar Renckens sprak nu niet meer over kwakzalvers. Om nieuwe rechtszaken te voorkomen, noemde hij hen ‘notoire genezers’. Het woord ‘notoir’ kan volgens Van Dale zowel bekend als berucht betekenen. In het boekje wordt opnieuw vermeld dat het vrijwel onmogelijk is om aan te tonen dat iemand de boel opzettelijk bedriegt.

De arts Maria Sickesz (1923) nam er aanstoot aan dat zij als zevende op de lijst van ‘notoire genezers’ was geplaatst en zich daar onder meer in gezelschap van Jomanda bevond. In december 2003 ontvingen Renckens en de VtdK een dagvaarding van haar advocaat. Mevrouw Sickesz ontkende dat zij een kwakzalver of notoire genezer was en eiste onder meer dat de Vereniging twee grote dagbladadvertenties zou plaatsen om haar van alle blaam te zuiveren.

Na een lange juridische strijd werd mevrouw Sickesz op 4 augustus 2005 door de Amsterdamse rechtbank in het ongelijk gesteld. De rechtbank was van oordeel dat de term ‘kwakzalver’ niet noodzakelijkerwijs kwade trouw of oplichting impliceert. Maar Sickesz legde zich daar niet bij neer en ging in navolging van dr. Houtsmuller in hoger beroep. Op 31 mei 2007 bepaalde het Gerechtshof dat ze toch gelijk heeft. De Vereniging tegen de Kwakzalverij moet nu aan haar eisen voldoen.

Orthomanuele geneeskunde

Mevrouw Sickesz ontwikkelde vanaf 1965 de ‘orthomanuele geneeskunde’ (OMG). Diverse klachten en aandoeningen komen volgens haar voort uit scheefstand van de rug- of nekwervels en van het bekken. Sickesz behandelt de patiënten door hun wervels met de hand weer recht te zetten. Aanvankelijk beperkte ze zich vooral tot rug- of nekklachten, maar geleidelijk raakte ze ervan overtuigd dat haar methode veel meer kon verhelpen: anorexia, astma, autisme, chronische diarree, colitis, depressies, diabetes, eczeem, fobieën, hartklachten, hooikoorts, hyperventilatie, maagzweren, menstruatieklachten, migraine, multiple sclerose (MS), schizofrenie, etcetera. De lange lijst herinnert aan de definitie van Van Dale (‘tegen alle mogelijke ziekten’).

Het zogenoemde ‘hoge nek syndroom’ is volgens mevrouw Sickesz haar belangrijkste ontdekking. Het wordt gewoonlijk mede veroorzaakt door kunstverlossingen die leiden tot een ernstige afwijking aan de stand van het hoofd op de atlas. Dit moet zo snel mogelijk verholpen worden door de pasgeboren baby even aan het hoofd op te tillen. Wanneer dat niet is gebeurd, kunnen er later allerlei stoornissen ontstaan.

Volgens mevrouw Sickesz kenmerken schizofrenen zich door ernstige afwijkingen hoog in de nek. Tijdens een bezoek aan een vereniging van schizofrene patiënten kreeg ze de kans om 15 aanwezigen te onderzoeken. Daaronder bevond zich één persoon die niet schizofreen was. Naar eigen zeggen (3) had ze binnen een kwartier bij veertien personen de verwachte afwijkingen gevonden en wist ze ook welke persoon geen patiënt was. In totaal onderzocht ze 67 schizofrene patiënten waarvan 100% haar hypothese bevestigde.

Hetzelfde gebeurde onder meer bij 48 patiënten met multiple sclerose, 70 patiënten met Parkinson en 83 patiënten met een autistische stoornis. ‘Er was een 100% correlatie’, rapporteert Sickesz. Bovendien traden er duidelijk verbeteringen op nadat ze de ‘foutstanden’ had gecorrigeerd. Als het waar is, zal iedere wetenschapper haar werk prijzen. Dan is haar missie op aarde (zie de rechterkolom) voltooid. Maar de zwarte krachten werken tegen. Er was nog geen gezaghebbend wetenschappelijk tijdschrift te vinden dat haar opzienbarende conclusies wilde publiceren.

Sickesz neemt soms zelf contact op met patiëntenverenigingen om ze te vertellen dat zij de oplossing voor hun problemen heeft gevonden. Zo bood ze de Stichting Anorexia en Boulimia Nervosa aan om drie patiënten gratis te behanden. Maar die hadden na afloop alle drie geen goed woord voor haar over.

Sickesz heeft circa honderd artsen in haar methode opgeleid. Ze schreef er enkele boeken over, die ze bij voorkeur publiceerde bij uitgeverij Ankh-Hermes. Binnen de gevestigde medische wetenschap worden haar ideeën niet serieus genomen. Niet alleen de veronderstelde heilzame werking van haar methode wordt in twijfel getrokken. Men gelooft ook niet dat zij werkelijk wervels kan rechtzetten. Tijdens het proces voor de rechtbank presenteerde de VtdK verklaringen van zes hoogleraren (internist, neuroloog, psychiater, orthopeed, longarts, radioloog) die elk zeiden dat Sickesz op hun vakgebied de plank missloeg.

Het zou interessant zijn om eens na te gaan in hoeverre de diagnoses van orthomanuele therapeuten met elkaar overeenstemmen. Zouden ze werkelijk kunnen vaststellen of een wervel al of niet door een collega is rechtgezet? Zo’n test hoeft niet veel te kosten.

Promotieonderzoek

Het ministerie van WVC (tegenwoordig VWS) was in de jaren 1980 bereid om geld uit te geven voor een onderzoek. Ook andere alternatieve methoden, waaronder paranormale geneeswijzen, ontvingen daar geld voor. Het onderzoek werd uitgevoerd door twee leerlingen van Sickesz, de artsen Albers en Keizer. Zij kregen hulp van prof. drs. J.A. Hartog, emeritus hoogleraar statistiek en wiskunde aan de economische faculteit van de Erasmus Universiteit. Hij zorgde ervoor dat ze in 1990 bij deze faculteit op het onderzoek konden promoveren. Bij de medische faculteit was men daar nogal ontstemd over. Een hoogleraar orthopedie sprak zelfs over ‘kermisgeneeskunde’.

Er waren 2725 patiënten die een uitvoerige vragenlijst invulden voordat ze een orthomanuele behandeling kregen in een van de 34 praktijken die aan het onderzoek deelnamen. Circa twee maanden na afloop van de behandeling moesten de patiënten opnieuw een vragenlijst invullen. Ongeveer tweederde van de 1862 respondenten gaf te kennen dat hun klachten waren verminderd.

Er waren ook 254 patiënten die niet meteen behandeld konden worden. Zij werden op de wachtlijst geplaatst en ontvingen minimaal twee maanden later opnieuw een vragenlijst en een uitnodiging voor het eerste consult. Deze tweede vragenlijst werd door 162 patiënten ingevuld. Op deze manier kon men nagaan of er ook zonder behandeling verbetering was opgetreden. Dat was inderdaad het geval. Van de 119 patiënten met pijn in de onderrug meldde 45 procent dat het inmiddels beter ging. Bij de behandelde patiënten (waaronder 1435 met pijn in de onderrug) bedroeg dit percentage 67 procent.

Een groot deel van het effect kon dus worden toegeschreven aan natuurlijk beloop. Patiënten melden zich vaak aan voor een behandeling als het erg slecht met hen gaat. Er is dan een grote kans dat ze zich enkele maanden later weer wat beter voelen. Het verschil tussen de wachtlijst en de orthomanuele behandeling kan worden toegeschreven aan het placebo-effect. Als patiënten een behandeling hebben ondergaan, dan zijn ze geneigd om daar een positieve invloed aan toe te kennen. Om er zeker van te kunnen te zijn dat een behandeling effect heeft, hoort men deze te vergelijken met een geloofwaardige placebotherapie. Dat is bij dit onderzoek niet gebeurd. Bovendien was de wachtlijstgroep nogal klein en werd deze niet door het lot aangewezen (een bezwaar dat de onderzoekers ook zelf noemden). De twee belangrijkste kenmerken van goed medisch onderzoek, namelijk loting en blindering, waren dus beide afwezig.

Het Amsterdamse Gerechtshof hechtte ten onrechte veel belang aan dit promotieonderzoek. Ook wanneer we zouden aannemen dat de methode van mevrouw Sickesz werkelijk effect heeft op pijn in de rug, de nek of de schouders, dan betekent dit niet dat de Vereniging tegen de Kwakzalverij ongelijk had. Mevrouw Sickesz was namelijk niet tot Grote Kwakzalver uitgeroepen omdat zij rugpijn behandelt, maar omdat ze overal verstand van meent te hebben en haar beweringen veel te ver gaan.

Zelfs de verenigingen van artsen voor manuele en orthomanuele geneeskunde lieten in een persbericht weten dat ze zich ‘distantiëren van de claims van mevrouw Sickesz dat manipulatie van de bovenste drie nekwervels een adequate remedie is bij klachten als depressiviteit, schizofrenie en anorexia’. Zij willen zich beperken tot pijnklachten in rug, nek en gewrichten. Dat doet Sickesz al lang niet meer.

De VtdK moet nu advertenties van 10 bij 20 centimeter plaatsen (het formaat dat Sickesz eiste) om iedereen te laten weten dat ‘niet kan worden gesteld dat de behandelmethoden van Sickesz en de orthomanuele geneeskunde geen (enkel) effect hebben’ en dat ze daarom ten onrechte een kwakzalver werd genoemd. De Vereniging moet suggereren dat alle patiënten bij haar in goede handen zijn, ongeacht hun klachten, want Sickesz kan met haar methode bijna alles behandelen.

PS: Vergeet niet het stuk onderaan deze pagina te lezen, waar het nog erger wordt.

NB In juni 2007 werd een gastenboek geopend bedoeld voor reacties op dit stuk – eind 2007 gesloten.

Noten toegevoegd juni 2012

1. Inmiddels vindt men bij Kiesbeter geen medische informatie meer over iriscopie, maar wel 1680 links naar diverse polissen van zorgverzekeringen die vergoedingen voor iriscopie geven.
2. De officiële oprichtingsdatum is 1 januari 1881.
3. De website orthomanual-medicine.com is nu leeg op een internet-zoekvenstertje na.

Laatste nieuws: 15 mei 2009

De Hoge Raad heeft de VtdK gelijk gegeven inzake het conflict met Sickesz en de zaak terugverwezen naar het hof van Den Haag. Dat hof moet met inachtneming van de aanwijzingen van de HR nog eens goed gaan afwegen hoe het zit met de belangen van mw. Sickesz vs. die van de VtdK.

Update: 8 juli 2013

Het gerechtshof in Den Haag heeft op 2 april 2013 de VtdK gelijk gegeven. Het hof vindt dat het proefschrift uit 1990 geen effectiviteitsbewijs inhoudt: ‘De rechtbank heeft de handelingen terecht getoetst aan de norm van evidence based onderzoek (EBM), als de eisen die tegenwoordig aan geneeswijzen worden gesteld.’ Zie Medisch Contact en het arrest aldaar zelf. Inmiddels is de termijn van 3 maanden verstrekken waarbinnen mw. Sickesz in cassatie had kunnen gaan, waarmee dus een eind is gekomen aan deze affaire.

Update 2015: Sickesz overleed op 21 april 2015 op 92 jarige leeftijd.


Sickesz in hoger sferen

over witte en zwarte krachten

Het occulte boek van mevrouw Sickesz, waarvan bij uitgeverij Ankh-Hermes vijf drukken verschenen.

Een man in Afrika klaagde bij een blanke arts over zijn impotentie. Hij kon nog maar drie keer per nacht klaarkomen, terwijl hij gewoonlijk wel 8 tot 10 per nacht een orgasme bereikte. Deze anekdote biedt volgens mevrouw Sickesz een duidelijke aanwijzing dat Afrikanen ‘in hun buik leven’. We hoeven ons niet te verbazen dat ze geen zin meer hebben om de volgende dag aan het werk te gaan.

Er is niets aan te doen, want in Afrika vind je veel ‘primitieve’ mensen die kort geleden, in een vorig leven, nog een dier waren. Het zijn ‘jonge zielen’ die zich pas recentelijk uit het dierenrijk hebben losgemaakt. Zij worden nog beheerst door animale driften, hebben geen geweten en kunnen ook niet abstract denken.

Mevrouw Sickesz vindt het ‘logisch’ dat de kloof tussen Afrika en het westen steeds groter wordt: ‘Er zijn nu eenmaal zielen die primo-incarnaties zijn, en waar kunnen zij nu beter incarneren dan in de simpele maatschappijvorm die men in de ontwikkelingslanden aantreft’? Daar kunnen ze zichzelf geestelijk ontwikkelen en als ze dan ver genoeg zijn, mogen ze als westerlingen incarneren.

Jonge zielen moeten niet naar Europa verhuizen, want daar zijn ze nog niet rijp voor: ‘Hun super-ego heeft niet voor niets een dergelijke samenleving uitgezocht. Daar nog geen gelegenheid was in voorgaande incarnaties kennis van goed en kwaad te ontwikkelen, immers de vorige incarnatie was een dierlijke, glijden deze mensen in de westerse samenleving makkelijk af naar de misdaad, immers er is nog geen ‘geweten’.’

Mevrouw Sickesz merkt hierbij gerustellend op ‘dat wij niet spreken over huidskleur, evenmin over het ras, maar wij hebben het over jonge zielen die in bepaalde gebieden incarneren – bij elkaar – in eenvoudige maatschappijvormen’. Toevallig zijn ze meestal niet blank.

Ook bij misdadigers, waaraan Sickesz een apart hoofdstuk wijdt, moeten we onderscheid maken tussen oude en jonge zielen. De jonge zielen (niet noodzakelijk jongeren) kunnen het beste naar opvoedingskampen worden gestuurd. Oude zielen hebben alleen een korte therapie nodig om weer in het rechte spoor te komen, behalve wanneer het doorgewinterde criminelen zijn die al in vele levens het verkeerde pad kozen. Deze groep kan het beste worden gedeporteerd naar tropische eilanden. Daar kunnen ze ervaren hoe het is om te leven in een maatschappij zonder wetten. ‘De enige bewaking kan bestaan uit een kordon van schepen er omheen, zodat niemand eraf kan.’

Er zijn ook mensen die hun misdaden hebben begaan onder invloed van geesten of hypnose. Deze groep moet worden behandeld door speciale psychiaters die ‘kennis dragen van mediumseances’. Ze moeten in staat zijn om ‘hulp van de andere kant’ in te roepen.

Een hoofdcommissaris van politie was bereid de ideeën van mevrouw Sickesz op een zaterdagmiddag aan te horen. Het onderhoud was naar haar oordeel heel vruchtbaar: ‘Zonder deze hulp zou ik het nooit hebben kunnen stellen, want dan was het hele verhaal een slag in de ruimte geweest.’

Sickesz als verlichte meester

Mevrouw Sickesz herinnert zich dat ze in een vorig leven al eens een Egyptische priester was, dus haar ziel zal wel behoorlijk oud zijn. Ze weet dat onze planeet vanuit hogere sferen wordt geleid door een Hoge Raad van ver ontwikkelde entiteiten, waaronder de ‘rasgod Jehova’, die speciaal voor de joden is aangesteld. Oorlogen vinden alleen plaats wanneer deze Raad – ook bekend als Witte Broederschap – ermee instemt. Het aantal doden speelt geen rol, want iedereen leeft verder in een volgende incarnatie.

Voor het bewustzijn van de Leiding van de planeet is het dus helemaal niet belangrijk of er 1, 2, 3 of desnoods 8, 10 of 15 miljoen mensen in een oorlog sterven, wanneer deze oorlog tot gevolg heeft dat de geestelijke ontwikkeling van de planeet weer een stap verder komt…

In West-Europa heeft ruim 40 procent van de bevolking het hartchakra ontwikkeld. Er is ook 40 procent die daar nog onder zit, waaronder de 5 procent die niet verder is gekomen dan het stuitchakra. Mevrouw Sickesz verkreeg alle percentages in 1975 langs mediamieke weg. Ze zullen inmiddels niet meer helemaal kloppen.

De Witte Broederschap geeft vanuit de hogere wereld inwijdingen aan degenen die zich daarvoor openstellen. Bij de zesde inwijding wordt het kruinchakra helemaal ontplooid en stroomt de positieve yangkracht van het hoger-ik langs de wervelkolom naar beneden. Het is dan niet meer nodig om te reïncarneren.

In 1981, toen Sickesz de tweede, vermeerderde druk van haar occulte boek publiceerde (gebaseerd op huiskamerlezingen), waren er in Nederland slechts acht ingewijden van de vierde graad. Zij hebben geen negatieve emoties meer en kunnen op geen enkele wijze worden beledigd. Ingewijden van de vijfde graad worden ‘meesters van wijsheid’ genoemd en beschikken over een ongewoon grote vitaliteit en weerstand tegen ziekten.

Ingewijden kunnen een versnelde ontwikkeling doormaken als de Witte Broederschap dit wenselijk acht in verband met een belangrijke missie op aarde. Tijdens de hoogst mogelijke topervaring, de Unio Mystica, versmelt men met het Goddelijke licht, breidt het bewustzijn zich oneindig uit en bezit men absolute kennis. ‘Dit gebeurt door ingrijpen van de Leiders van het menselijk ras, die de persoonlijkheid, verenigd met het Zelf, optrekken tot dit hoogste gebied.’

Mevrouw Sickesz is een van de uitverkorenen. Zij meldt dat ze reeds op 18-jarige leeftijd de Verlichting ervoer’, nadat ze zich had verdiept in de Geheime Leer van Madame Blavatsky, de grondlegger van de theosofie.

De ervaring van het kosmisch bewustzijn houdt een opdracht in voor de persoon die haar ervoer. Het ware verstandig, wanneer de mensheid de entiteiten uitzocht die deze ervaring hebben meegemaakt en hen als leiders aanstelde in plaats van de grootste schreeuwers, zoals nu gebeurt…

In de huidige tijd doet zich volgens mevrouw Sickesz een krachtmeting voor ‘tussen de witte en de zwarte, duistere krachten’. Daarvan was al eerder sprake in de tijd van Atlantis. ‘Ook dáár had men al veel kennis. Men was op sommige punten zelf veel verder dan wij nu. Er heeft zich toen een scheiding voorgedaan tussen de witte magiërs, die uitsluitend hun krachten en inzichten gebruiken ten bate van de mensheid en ter ontwikkeling van het ras, en de zwarte magiërs die ze gebruikten ten bate van zichzelf en hun eigen macht. … Wij staan er in wezen nu net zo voor.’ Het lijken profetische woorden.

Zweefsprongen en Scientology

Mevrouw Sickesz presenteert het theosofische geloofssysteem alsof het feiten zijn en probeert alles natuurkundig uit te leggen. Ze introduceert zelfs een nieuw natuurkundig symbool, een cirkel met een stip erin, voorheen het zonneteken van astrologen. Dit symbool staat voor het goddelijke krachtveld dat ‘overal en altijd ongeveer gelijke spanning zal hebben’. Het is gelijk aan E + M. In hogere sferen is de materie veel fijner. ‘Ik kan u dat zeggen, omdat ik het zelf heb waargenomen, zelf daar geweest ben.’

UFO’s verdwijnen vaak plotseling en laten dan een klein wolkje achter. Zowel mevrouw Sickesz als haar zoon hebben dit waargenomen. De UFO’s dematerialiseren door verhoging van E. De Indiase goeroe Sai Baba kan het omgekeerde. Hij laat voorwerpen uit het niets verschijnen, zonder trucage. Het is ook mogelijk in het etherisch lichaam naar een andere plaats te reizen en daar als materieel lichaam aan anderen te verschijnen. Er zijn swami’s die deze kunst beheersen. De Braziliaan Arigo voerde met een keukenmes pijnloos operaties uit zonder wonden na te laten. Er bestaan ook Tibetanen die ongelooflijk hard kunnen lopen. Ze bewegen zich voort met een soort zweefsprongen ‘waarmee de monnik uren achtereen een snelheid heeft van ongeveer 60 km per uur’.

Mevrouw Sickesz ziet geen reden om eraan te twijfelen.

Deze zaken zijn voldoende bekeken; ook deze zijn realiteit. De werkhypothese moet dus – willen wij verantwoord werken – zo ruim zijn dat al deze verschijnselen daarin verklaard kunnen worden. Dat nu, is mijn bedoeling.

Niet alleen de theosofie en het spiritisme komen goed van pas. Mevrouw Sickesz staat ook open voor andere bronnen van wijsheid. Zo heeft ze twee pagina’s ingeruimd voor een schema van L. Ron Hubbard, de grondlegger van Scientologie.

Uiteraard komt ook de orthomanuele geneeskunde nog ter sprake. Voor de harmonie in het stoffelijke lichaam is een rechte wervelkolom van groot belang:

Mijn ervaring als ‘manipulerend’ arts is dat, wanneer een wervelkolom volkomen in balans is de zogenaamde psychosomatosen uit zichzelf genezen. Daaronder vallen: astma, eczemen, maagzweren, colitis en ook hooikoorts. Al deze kwalen genezen uit zichzelf wanneer het vegetatieve zenuwstelsel in evenwicht is gebracht door een goed werkende wervelkolom. Ik zal hier naderhand in een publikatie over mijn leerboek der orthomanipulatie op terugkomen – voor vaklieden.

Het boek wordt afgesloten met twintig gedichten. Ze kwamen tot stand in samenwerking met ‘de andere kant’, die meehielp om rijm en ritme sluitend te krijgen. Er staan strofes in zoals:

Is uw jas oud en versleten,
wel, dan gooit u hem toch weg,
Zo is ‘t dus ook met uw lichaam,
wanneer u daarmee flink hebt pech.

Het lijkt niet nodig om hier commentaar te leveren op de bovenstaande samenvatting van het boek van Sickesz. De lezers kunnen vast hun eigen conclusies wel trekken. Wie zich moeilijk kan voorstellen dat het werkelijk zo ver gaat, doet er goed aan het zelf eens te lezen. De laatste druk van het boek verscheen in 1995.

Volgens het Amsterdamse Gerechtshof werd de goede naam van mevrouw Sickesz aangetast doordat ze was opgenomen in een lijst en in een boekje waarin ook Jomanda stond. De verwantschap is echter groter dan het hof besefte. Het lijkt me niet uitgesloten dat er ook alternatieve behandelaars zijn die liever niet samen met mevrouw Sickesz genoemd willen worden.

Uit: Skepter 20.1 (2007)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Rob Nanninga was hoofdredacteur van Skepter van 2002 tot 2014