Reacties op Cees Dekker & Ronald Meester

Pleidooi voor een open houding ten aanzien van de historische oorsprong van het leven uit Skepter 15.1 (2002)


Reactie van Marcel Hulspas

We moeten blijkbaar geloven dat evolutie gebaseerd op natuurwetten enerzijds een feit is, maar dat God anderzijds die evolutie zo nu en dan bijstuurt, een duwtje in de gewenste richting geeft. Maar als er een God bestaat die de natuur overziet en beheerst en in een bepaalde richting wil en kan sturen, waarom stuurt hij de hele evolutie dan niet? Of gaat het hier soms om een suffende intelligentie die zo nu en dan tot zijn schrik constateert dat de evolutie te langzaam gaat of de verkeerde kant op gaat? En als de natuurwetten onderworpen zijn aan God, als deze de wetten kan manipuleren, waarom dan niet gelijk verondersteld dat er geen natuurwetten bestaan, dat ze slechts bestaan bij de gratie van God? Geen enkele waarneming verbiedt ons dat te veronderstellen sterker nog: de logica gebiedt ons dat te doen.

Een werkelijkheid bestaande buiten de wil van een almachtige God, opererende volgens eigen wetten, is een absurditeit. Een almachtige God die zo nu en dan de behoefte voelt in te grijpen in de door hem geschapen werkelijkheid is al even absurd. Een onderzoeker die denkt onderscheid te kunnen maken tussen momenten waarop de natuurwetten functioneren en momenten waarop God aan het werk is, is hopeloos in de war. Vandaar dat ook het onderscheid tussen een theorie als Intelligent Design en de theorie dat God de aarde zesduizend jaar geleden geschapen heeft (in zes dagen) zinloos is. Wie God in zijn vergelijkingen introduceert, kan alles beweren. Van mijn part roept hij dat die God de aarde gisteren geschapen heeft. God kan immers alles. Als Dekker en Meester denken dat het mogelijk is om langs wetenschappelijke weg onderscheid te maken tussen ID en creationisme dan achten ze zichzelf blijkbaar slimmer dan God, want in staat om vast te stellen wat God gedaan heeft en wat niet.

ID en het traditionele creationisme zijn van hetzelfde laken een pak: even onwetenschappelijk en even absurd. Wie God en natuurwetten wil combineren, maakt namelijk zowel God als wetenschappelijk onderzoek tot een aanfluiting. Een verstandig mens doet er beter aan dat niet te proberen. Als Dekker en Meester dat toch willen, wordt het hoog tijd dat ze hun toga’s inleveren.

Dekker en Meester strooien met dure citaten die hun gelijk moeten onderstrepen, eisen op hoge poten nu eindelijk eens ‘bewijzen’, klagen dat kritiek op de evolutieleer niet meer toegestaan is en vragen zich bezorgd af of ondergetekende nog wel genoeg van Jezus houdt. Laat ik me in antwoord daarop dan maar beperken tot de kern van de zaak: is Intelligent Design wetenschappelijk onderscheidbaar van creationisme? Want dat is waar de heren zo bang voor zijn, dat ze versleten worden voor ordinaire creationisten. Het antwoord op die vraag is nee. Dat onderscheid is theologisch.

Voor het gemak komen Dekker en Meester met twee definities van ID. De eerste luidt dat er ‘een onnoemelijk lange reeks ”toevalligheden” waarneembaar in de natuur’ bestaat die (en daarvoor moet Fred Hoyle van stal gehaald:) ‘essentieel zijn voor het leven’. De auteurs weer: ‘Het idee van een ontwerp van de natuur is inderdaad vrijwel onontkoombaar.’ Inderdaad! Het is wat moeizaam geformuleerd maar de auteurs doelen waarschijnlijk op de aloude vraag waarom er überhaupt iets bestaat als er ook niets had kunnen bestaan. Het antwoord waarnaar wij slechts mogen raden luidt: omdat God bestaat. Resteert de vraag waarom God bestaat als er ook niets had kunnen bestaan.

De tweede, relevantere definitie moet komen van Michael Behe. Er zouden volgens hem ‘onherleidbaar complexe systemen’ bestaan die, met andere woorden (volgens Behe) ‘onmogelijk kunnen zijn ontstaan door een darwinistisch scenario’. Hierachter moet (aldus nog steeds Behe, en ik begrijp dat Dekker en Meester deze redenering onderschrijven) ‘een intelligentie’ zitten. Ik zal niet ingaan op de vraag hoe je die ‘onherleidbaar complexe systemen’ zou kunnen herkennen. Dat gaat voorbij aan de kern van de zaak. Ik zal ook geen gebruik maken van dat vreselijk lelijke anglicisme ‘een intelligentie’. In plaats daarvan stel ik voor te spreken van de Grote Ongrijpbare Denker, afgekort: god.

Uit: Skepter 15.4 (2002)


Ongepaste metafysica en foute citaten – Florens de Wit

Cees Dekker en Ronald Meester stellen dat Marcel Hulspas geen juist beeld schetst van Intelligent Design (ID) en dat zijn artikel suggestief is maar geen inhoud heeft. Helaas geven zij zelf geen wezenlijke voorbeelden, voorspellingen of uitwerkingen van wat het concept ‘ontwerp’ uiteindelijk als resultaat heeft in wetenschappelijke zin.

Dat het ontwerpconcept net als de bijbehorende ontwerper overigens geen concrete invulling kent, heeft te maken met de argumentatie die Dekker en Meester ten toon spreiden, en die algemeen is bij voorstanders van ID.

Natuurwetenschappen trachten de waarneembare werkelijkheid zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven. Dekker en Meester onderkennen dat ook als ze zeggen, ‘Natuurwetenschap is zinvol en boeiend […], maar het gaat fout wanneer haar grenzen niet in acht worden genomen en geclaimd wordt dat je er de gehele realiteit mee kunt vatten‘, maar negeren de consequentie daarvan, namelijk geen enkele natuurwetenschappelijke theorie geeft een ‘waarom’ voor het bestaan van de waarneembare werkelijkheid omdat de realiteit van natuurwetenschap daar niet over gaat.

ID daarentegen acht het schijnbaar noodzakelijk een doel te stellen voor een ontwikkeling. Het wordt onmogelijk geacht dat een willekeurige ontwikkeling zonder doel tot iets als de mens leidt. Deze theorie heeft dus inherente metafysische aspecten die een (externe) causaliteit en vooral doelstelling veronderstellen buiten natuurwetten en algemene regels. Dat is niet verenigbaar met de grondslagen van de natuurwetenschappen.

Nu liggen aan de natuurwetenschap vanzelfsprekend ook metafysische aspecten ten grondslag. De veronderstelling dat de waarneembare werkelijkheid ook echt bestaat en niet een soort zinsbegoocheling is, is niet te bewijzen. Dit is echter iets anders dan metafysische grootheden in een theorie opnemen die geen waarneembaar effect hebben.

Een complexe structuur is door middel van numerieke berekeningen soms met heel eenvoudige regels te reproduceren. De voorstanders van ID interpreteren complexe structuren consistent als een manifestatie van een grotere entiteit die met voorbedachten rade de omstandigheden geschapen heeft om bijvoorbeeld leven te bewerkstelligen. Een puur materieel heelal zonder een externe bron van doelgerichtheid is volgens hen deprimerend en beangstigend. Dit is geen argument in natuurwetenschappelijke zin, maar geeft wel aan waar het hier aan schort: de voorstanders van ID trachten het aspect ‘zingeving’ in natuurwetenschappelijke termen te vatten door de darwinistische theorie van natuurlijke selectie, die een fysiek, materieel principe geeft voor waarneembare ontwikkelingen, tegenover een gevoelsmatige, niet expliciete, zingevende theorie te plaatsen.

Dit spelen op fundamenteel menselijke gevoelens van onzekerheid bij de confrontatie met complexe regels en systemen is een telkens weerkerend element in de geschiedenis van het Design Argument. Door de eeuwen heen was dit ‘argument’ voortdurend een uiting van ongeloof over de complexiteit van de wereld om ons heen. Die complexiteit kon men, gevoelsmatig, gewoon niet plaatsen binnen een wereld met alleen natuurwetten; daar moest wel een onvoorstelbare intelligentie aan ten grondslag liggen, ergo God.

Het argument dat ten grondslag ligt aan ID is dus gewoon dat men niet kan bevatten dat de wereld om ons heen zo mooi in elkaar zit en toch complexe systemen bevat die werken. Het is makkelijk in te zien dat dit geen argument is in natuurwetenschappelijke zin.

Het beroep op een brede massa klinkt ook door in de citaten van allerlei ongetwijfeld intelligente mensen die ID lijken te onderschrijven. Naast het feit dat een massa aan meningen niet per definitie een stelling onderschrijft, geeft dit aan dat proponenten van ID niet kritisch op zoek gaan naar methoden om hun theorie te testen. Ik heb geen enkele referentie kunnen vinden die aangeeft waarom ID beter is dan darwinisme. Een kritische vergelijking tussen die twee is nog nooit echt gemaakt.

Dekker en Meester citeren slechts medestanders, of geven citaten die voordelig klinken voor hun standpunt. Dat is niet erg kritisch en ook niet erg wetenschappelijk. Waartoe deze zelfbevestiging kan leiden ziet men aan een citaat dat Dekker en Meester geven in hun paragraaf ‘is kritiek op het darwinisme toegestaan?’. De algemene suggestie van deze paragraaf is dat darwinisme als dogmatisch standpunt gemeengoed is en elke kritiek genegeerd is. In deze context wordt William Jefferey geciteerd: ‘Macro-evolution is really at a dead end’. Doordat het artikel in Science (vol. 298, p. 953-955, 1 november 2002) staat, en het door de ID-voorstanders als ‘een overzichtsartikel over evolutionaire biologie’ wordt gekenschetst, lijkt dit een sterk argument voor de stelling dat darwinisme macro-evolutie niet kan verklaren. Uit de context van het citaat blijkt iets anders:

For a while researchers were taken with trying to figure out how such similar genes could underpin the development of wildly different creatures. But that approach has proven limited.
‘You can collect lists of conserved genes, but once you get those lists it is very hard to get at the mechanisms [of evolution]’, explains William Jefferey, an evolutionary developmental biologist at the University of Maryland, College Park. ‘Macroevolution is really at a dead end.’ The lists gave no insight into how, in the end, organisms with the same genes came to be so different. And given the evolutionary distance between, say, a fruit fly and a shark, ‘there really isn’t an experimental manipulation to let you get at what the genes are actually doing,’ says Rudolf Raff, an evolutionary development biologist at Indiana University, Bloomington (IUB).
The solution, say Jefferey and others, is to focus on genetically based developmental differences between closely related species, or even among individuals of the same species. This is the stuff of micro-evolutionists, who care most about how individuals vary naturally within a population and how environmental forces affect this variation.

Het citaat heeft dus een totaal andere implicatie dan Dekker en Meester suggereren. Feitelijk staat er dat macro-evolutie als onderzoeksgebied vastgelopen is omdat men zich gericht heeft op de verkeerde informatie. Niet overeenkomsten (in genen en ontwikkeling) tussen soorten zijn de drijvende kracht achter soortvorming, maar de kleine verschuivingen tussen verwante soorten en individuen. Het citaat zegt dus dat macro-evolutie waarschijnlijk gedreven wordt door micro-evolutie in veelvoud. Grote veranderingen worden dus gedreven door een serie kleine, en staan niet op zichzelf. Vooral dat laatste geeft eerder een argument voor darwinisme dat langetermijnveranderingen toeschrijft aan geleidelijke verschuivingen, dan voor ID, dat een gerichte ontwikkeling zou voorstaan en dus grote stappen zou suggereren.

Het citaat is dus helemaal geen ondersteuning voor hun stelling dat darwinisme problematisch is maar toch dogmatisch vastgehouden wordt. Door de context niet te geven, vervormen ze het citaat en dat is een kwalijke zaak, en symptomatisch voor iemand die zijn gelijk wil bewijzen. Zelfmisleiding ligt dan namelijk op de loer.

Er is nog een aspect van de argumentatie van de ID-voorstanders dat ik wil aanstippen. Naast het verzamelen van medestanders en citaten die voor hun stelling (lijken te) spreken, wordt er vooral gesproken over wat het darwinisme en Hulspas fout doen. Dat is irrelevant. Kritiek is welkom, maar fouten van het darwinisme bewijzen niet het gelijk van ID. Zonder betere resultaten blijft ID een vaag idee.

Alleen kritische evaluatie van ID versus andere theorieën in de biologie is een bruikbare methode om uit te zoeken welke het beste werkt in zo veel mogelijk gevallen, maar het concept is vooral een ongrijpbaar idee, dat echte toetsing continu ontloopt door gebrek aan concrete uitwerking. Een beroep op de massa, het hameren op de fouten van darwinisme en het suggereren van een antireligieuze houding bij tegenstanders zijn methoden die niet serieus genomen moeten worden.

Dekker en Meester zouden er goed aan doen zich te realiseren dat ID tegen hun eigen argumenten in gaat. Natuurwetenschap kan niet gebruikt worden om geloof te bestrijden, maar ook niet om het te ondersteunen.

Geloof en wetenschap zijn op een persoonlijk vlak te verenigen, maar niet te versmelten in een theorie. Alleen als dat onderkend wordt, zal ID gezien worden voor wat het is: geloof in een jasje van pseudo-wetenschappelijk jargon.


Crackpots? – E.P.J. van den Heuvel (hoogleraar astrofysica)

De hoogleraren Cees Dekker en Ronald Meester begeven zich in hun oraties buiten hun eigen vakgebieden, respectievelijk de moleculaire biofysica en de waarschijnlijkheidsrekening, en veroorloven zich uitspraken op het gebied van de evolutiebiologie, een terrein waarin ze duidelijk amateurs zijn.

Hun stuk deed me denken aan de vele stukken van Einsteinverbeteraars die ik in de loop der tijden toegestuurd kreeg, zowel in Nederland als in de VS.

Deze lieden zijn een bekende en wereldwijde plaag in de natuur- en sterrenkunde. Het gaat vrijwel altijd om personen, die gefascineerd zijn geraakt door de relativiteitstheorie, maar hun kennis vaak uit populaire boekjes hebben. Ze denken dat Einstein het bij het verkeerde eind heeft gehad. Ze menen dat zij zelf als eerste een fout in zijn redenaties ontdekt hebben, maar meestal gaan ze zelf al op de eerste paar bladzijden de fout in. Misschien hopen ze beroemd te worden door een beroemde man te verbeteren.

Wat deze crackpots niet begrijpen is dat de relativiteitstheorie een essentiële hoeksteen is van het bouwwerk der natuurkunde. Je kunt daar niet zomaar een hoeksteen uittrekken zonder het gehele gebouw te ontwrichten. Als de relativiteitstheorie fout is, dan is de theorie van het elektromagnetisme ook fout, om nog maar te zwijgen van de kwantummechanica en de theorie van chemische binding. Dan zou alles wat elektrisch of elektronisch werkt niet kunnen bestaan en de relativistische correcties die GPS-systemen toepassen zouden verkeerd zijn en je zou voortdurend onbetrouwbare informatie van je navigator krijgen.

Dekker en Meester komen in hun oraties met vergelijkbare warhoofdige ideeën op het terrein van de biologie. De hedendaagse biologie, inclusief de genetica, zou niet kunnen bestaan zonder een zorgvuldig over de jaren opgebouwd wetenschappelijk gebouw dat keer op keer in de praktijk zijn juistheid heeft bewezen, net als de relativiteitstheorie in de natuurkunde.

Dat gebouw rust op het door Darwin naar voren gebrachte idee dat de evolutie gedreven wordt door overerfbare variatie en natuurlijke selectie. Dat idee is, net als het basisidee achter de relativiteitstheorie, in zijn essentie zeer eenvoudig, zoals alle geniale ideeën. Darwin was misschien wel het grootste wetenschappelijke genie van de 19de eeuw, zoals Einstein dat was van de 20ste eeuw. Darwin was van oorsprong diep godsdienstig en studeerde in Cambridge om later dominee te worden.

Hij concludeerde echter uit vele waarnemingen aan de levende natuur, dat de evolutie in de levende natuur gedreven wordt door kleine stapsgewijze, spontane, maar overerfbare veranderingen in combinatie met natuurlijke selectie.

Deze voor hem onontkoombare conclusie verdroot hem zeer maar hij kon, zoals minder grote wetenschappers wellicht gedaan zouden hebben de feiten niet verdoezelen door godsdienstige overwegingen. Zijn werk is een van de grootste wetenschappelijke prestaties aller tijden, van een volkomen eerlijk en oprecht man.

Darwins theorie is op talloze manieren getest en tot heden steeds goed bevonden. Een wetenschappelijke theorie kun je veel moeilijker bewijzen dan weerleggen. Wij wetenschappers gooien regelmatig theorieën in de prullenbak na een enkele strijdige waarneming, of een detail dat niet kan kloppen (als we geluk hebben is ons onzinidee dan nog niet gepubliceerd).

De theorie als een dergelijk ontoetsbaar argument uit onwetendheid die naam mag hebben van Intelligent Design houdt zich op zijn best bezig met een paar onopgeloste puzzels, van het soort waar het van wemelt in wetenschap. Zo zijn er in de sterrenkunde heel wat ernstiger problemen dan de details van de evolutie van het bloedstollingsmechanisme.

Dekker en Meester hebben in hun eigen vak een respectabele reputatie opgebouwd. Gedekt door die reputatie hebben ze het crackpotidee geponeerd van Intelligent Design als een reëel alternatief voor een hoeksteen in het gebouw van de biologische wetenschap. De beide hoogleraren beroepen zich voor dit fraais op populaire boekjes van de natuurkundige Arie van den Beukel, ook al iemand die beter bij zijn stiel had kunnen blijven. Eens temeer springt de gelijkenis met warhoofden die Einstein willen verbeteren in het oog.


Etiket, geen antwoord – G. Klein Sprokkelhorst

Intelligent Design (ID) lijkt niet meer dan een etiket op al hetgeen nog niet te verklaren is in de kosmologische orde en meer in het bijzonder in het leven. De discussie spitst zich toe op het darwinisme.

Dekker en Meester verklaren nadrukkelijk dat voor ID de bijbel geen rol speelt. Was iedereen maar zo duidelijk. Voorts distantiëren zij zich van het gebruik van het woord ‘God’ voor de Intelligente Ontwerper. Met ID komt men niettemin automatisch uit bij een Schepper.

Noch een scheppingsverhaal, noch het als werkhypothese geponeerde ID levert een bijdrage tot beter natuurwetenschappelijk inzicht. Het darwinisme moge ontoereikend zijn, het geeft toch inzichten waar men iets aan heeft. Laat men toch niet het ene vraagteken (in het darwinisme) vervangen door het andere (ID).

ID geeft geen antwoord op de vraag hoe het ontwerpen in zijn werk gaat. Het berust op een uiting van be- en verwondering, in wezen een religieus besef.

We zouden er beter aan doen de natuurlijke feiten te accepteren en ons te schikken in onze beperkingen die door onderzoek wellicht nog aanzienlijk kunnen worden opgeschoven.


God als nanotechnoloog – Gert Korthof

Cees Dekker en Ronald Meester houden een ‘pleidooi voor een open houding ten aanzien van de historische oorsprong van het leven’ en het doorbreken van de ‘monopoliepositie van het darwinistische paradigma’. Zo’n pleidooi lijkt overbodig, want wie is er nu tegen een open en kritische houding en voor een monopoliepositie?

Bij nadere analyse blijkt hun betoog God onder de naam van ‘intelligente ontwerper’ in de biologie te (her)introduceren.

Ogenschijnlijk doen D&M twee dingen: (1) ze leveren wetenschappelijke kritiek op de evolutietheorie en (2) ze bieden een wetenschappelijk alternatief.

Behe en Dembski en de critici die hen navolgen, eisen telkens maar weer dat evolutionisten met méér details, liefst tot op ‘het allerkleinste moleculaire niveau’, moeten komen over hoe systeem A naar systeem B is geëvolueerd. Het lijkt altijd redelijk om meer details te vragen dan er beschikbaar zijn.

Wetenschappers behoren details te geven. Het is echter onredelijk om op iedere vraag een antwoord te eisen. Biologen hebben te maken met een paar miljoen soorten en dat zijn een paar miljoen complexe systemen. Ieder individu binnen zo’n soort, speciaal bij planten en dieren, is ook nog genetisch uniek. In welke wetenschappelijke discipline vind je zo’n overdaad aan complexiteit? Ja, de evolutietheorie is een onbescheiden theorie. Al het leven op aarde verklaren met mutatie en natuurlijke selectie is ambitieus, maar we begrijpen het mechanisme, we kunnen ermee werken en experimenteren, en dat kan niet gezegd kan worden van het alternatief van D&M. Zij vergeten een duidelijk onderscheid te maken tussen het mechanisme van evolutie en het feitelijk verloop van evolutie. Biologen hebben zich in de loop der jaren een goed beeld gevormd van het algemene mechanisme van evolutie, maar het vaststellen van het feitelijk verloop van de evolutie van een paar miljoen soorten is een taak die de capaciteit van alle biologen bij elkaar ver te boven gaat. Dit is vergelijkbaar met de goede kennis die meteorologen hebben van het algemene mechanisme van wolkenvorming en regen, en de gebrekkige kennis van het feitelijk verloop van individuele regenbuien, resulterend in de moeilijkheid om met gedetailleerde weersvoorspellingen te komen.

Vragen om meer details en biologen belerend voorhouden dat ze bescheidener moeten zijn (‘Als we eerlijk zijn weten we eigenlijk nog maar heel weinig’ houden D&M ons voor) staat in schril contrast met het wetenschappelijk alternatief van D&M. Gezien de vaagheid van hun alternatief is het nogal hypocriet om evolutiebiologen eindeloos naar meer details te vragen.

Het lijkt of het duo meent dat het bestaan van lacunes in de wetenschap hun alternatief automatisch legitiem maakt.

Alternatief

Dit alternatief is ‘intelligent design’. D&M stellen, tamelijk retorisch, ‘kritiek op een bestaand paradigma en openheid voor nieuwe ideeën dienen altijd mogelijk te zijn’. Hun nieuwe idee blijkt het begrip ‘intelligent ontwerp’. Dit is een extreem vaag en daardoor onbruikbaar begrip.

De belangrijkste reden is dat een mechanisme ontbreekt. In de natuurwetenschap sta je met een hypothese zonder mechanisme erg zwak. In de biologie, en met name in de evolutietheorie zijn mutatie en natuurlijke selectie belangrijke mechanismen (niet de enige). De Amerikaanse creationisten willen ‘ontwerp’ als derde factor toevoegen, en D&M zeggen het hen na. Maar wat heb je wetenschappelijke gepresteerd als je de zweepstaart van een bacterie zo verklaart? (1) De vraag is natuurlijk hóé die ontwerper die zweepstaart gemaakt heeft. Beschikt de Schepper over een eigenhandig gebouwd nanotechnologisch laboratorium? Of heeft Hij het ontstaan van een zweepstaart in ons uithoekje van onze Melkweg al bij de oerknal ingecalculeerd? Hoe ging die calculatie dan?

Als men vindt dat evolutionisten antwoord horen te geven op vragen naar details, dan moeten D&M ook deze vragen beantwoorden.

Het is typerend voor de aanhangers van ‘intelligent design’ dat ze steeds over ontwerp, ontwerper en niet over technologie, technoloog praten. Ontwerpen kun je desnoods uitsluitend in je gedachten, maar iets maken zul je toch met je handen of met technische hulpmiddelen moeten doen. Ontwerpen is uiterst geschikt voor een lichaamsloos abstract wezen zoals God. Hebben de nieuwe creationisten het daarom steeds over ‘ontwerper’? Een ontwerper zonder handen is geen mechanisme.

Ten tweede is ‘ontwerp’ een wetenschappelijk onbruikbaar begrip omdat je niet kan onderzoeken wat die ontwerper eigenlijk kan. Biologen onderzoeken de processen van mutatie en selectie op een kwantitatieve manier, ook in het lab. Maar ‘ontwerper’ is helemaal geen experimenteel begrip. Want je kunt hem niet in een modern lab opsluiten en na een tijdje kijken wat hij geschapen heeft (wat je wel met menselijke ontwerpers zoals Dekker en Meester kunt doen). Kan die ontwerper alleen een zweepstaart of bloedstolling (de twee voorbeelden van Behe) maken, of nog meer? Kan de ontwerper ook makkelijke dingen maken, dat wil zeggen systemen die volgens Michael Behe niet ‘onherleidbaar complex’ zijn? Heeft hij water ontworpen? Het zou zeer vreemd zijn als hij alleen maar moeilijke dingen zou kunnen maken. Maakt hij dingen die evengoed door mutatie en selectie kunnen ontstaan op een wezenlijk andere manier? Hoe zouden we dat kunnen testen?

Het zijn allemaal vragen waarop een experimenteel controleerbaar antwoord principieel onmogelijk is. Daarom is claimen dat een ontwerper bepaalde systemen gemaakt heeft een loze bewering, en zal dat altijd blijven. Het poneren van ‘ontwerp’ is niets anders dan zeggen ‘de evolutie kan bepaalde dingen niet maken, en een ontwerper wel, dus heeft hij het gedaan’. Er zijn maar twee mogelijkheden: óf de ontwerper kan per definitie alles, wat wetenschappelijk geen waarde heeft, óf we testen experimenteel wat die ontwerper kan, maar dat is helaas onmogelijk.

De derde reden dat een ‘ontwerptheorie’ geen wetenschappelijke theorie is, is dat ze niet kan voldoen aan de eisen van een standaard wetenschappelijk experiment waarbij altijd een controle meegenomen moet worden. In de controle moet je de ‘godfactor’ uitsluiten, maar hoe doe je dat?

Ten vierde draagt Behes begrip onherleidbare complexiteit niets bij aan het begrip ontwerper. Het begrip ontwerper blijft even vaag en onbruikbaar ongeacht de eventuele exactheid van het idee van onherleidbare complexiteit. Maar zelfs de concrete voorbeelden van onherleidbare complexiteit rammelen. Behe heeft niet precies aangegeven uit hoeveel componenten de zweepstaart van een bacterie bestaat. Méér dan 200 zegt hij. Maar die vaagheid is fataal als je wilt aantonen dat de verwijdering van één component het systeem onbruikbaar maakt.

Ten vijfde helpt de analogie met de menselijke ontwerper niets. We zien nooit goddelijke ontwerpers aan het werk, en de veronderstelling dat ze op mensen lijken, berust nergens op. We weten niet welke ontwerpprincipes en doelen de ontwerper gehanteerd heeft bij het construeren van organismen. Zelfs David Berlinski, net als Dembski wiskundige en verbonden aan het Discovery Institute, merkte op: ‘But if His choice, why made, and according to which principles?’ (2). We komen geen stap verder met het begrijpen van organismen als we een ontwerper postuleren. Berlinski besloot zijn opinieartikel ‘Has Darwin Met His Match?’ met de conclusie dat Paley eindelijk dood is of in ieder geval geen teken van leven meer geeft. (3) Dat betekent dat het designargument heeft afgedaan. Nu de heren Dekker en Meester op de hoogte zijn, willen ze misschien een passende begrafenis voor ‘good old Paley’ regelen?

Nog een ander aspect van de abstractheid van de ontwerpertheorie is dat het een plaats- en tijdloze theorie is. We horen Dembski en Behe niet over wanneer, waar, hoe en hoe vaak de ontwerper bezig is geweest. Het ligt echt niet aan de evolutietheorie, dat alle gebeurtenissen een tijd en plaats hebben.

Dit geldt dus ook voor de Grote Ontwerper. Eigenlijk maakt het ook niet meer uit, want het hele concept ontwerper valt sowieso buiten de wetenschap. Zou het overigens niet passender zijn voor die Superontwerper om fundamentele zaken als de genetische code voor al het leven op aarde, of de menselijke hersenen te ontwerpen, in plaats van hem op te zadelen met onbeduidende details als de zweepstaart van een bacterie?

Het pleidooi voor een open houding van D&M is misleidend. Er is meer aan de hand dan alleen dat. Gelet op de doelstellingen van hun Amerikaanse geestverwanten, willen ze de hele wetenschap herdefiniëren. Want dat is er aan de hand als je God weer in de wetenschap en in het biologieonderwijs wilt introduceren. Een open houding? Moeten we dan ook in de biologieschoolboeken vermelden dat een Nobelprijswinnaar twijfelt aan de theorie dat aids door hiv wordt veroorzaakt?

Aan de ene kant kunnen critici altijd meer details vragen over het feitelijk verloop van de evolutie, maar aan de andere kant zijn er zoveel details te vinden in de literatuur en op het internet, dat ik me niet kan voorstellen dat D&M dat allemaal hebben gelezen. Er is grondige kritiek op alles wat creationisten hebben beweerd. Er zijn een aantal kwalitatief goede boeken en bronnen op het web waar ‘intelligent design’ inhoudelijk bekritiseerd wordt. Een goed verzamelwerk met bijdragen van zowel voor- als tegenstanders is Robert Pennock (2002) Intelligent Design Creationism and its Critics. Een criticus die oog heeft voor de zwakheden van beide kanten is Massimo Pigliucci. (4). De website van Mark Perakh Talk Reason (5) en met name de sectie ‘Unintelligent Design’ bevat 21 diepgaande en kritische inhoudelijke analyses van het begrip ‘intelligent design’ door diverse auteurs. Een bekende informatiebron is Talk.Origins Archive (6) en ten slotte mijn eigen site Was Darwin Wrong?  (7), die een overzicht geeft van zowel creationistische als niet-creationistische kritiek en alternatieven voor evolutie.

Noten

1. Massimo Pigliucci (2002). Denying Evolution. Creationism, Scientism and the Nature of Science. Sinauer Associates, pagina 241, geeft voorbeelden van eenvoudiger bacteriële zweepstaarten.

2. David Berlinski (2002). Has Darwin Met His Match? Commentary, December 2002, pp. 31-41. ‘And Paley, poor Paley? Dead at last, or at least not very vigorously alive.’

3. William Paley (1802) probeerde in zijn Natural Theology het bestaan van God te bewijzen. Paley redeneerde dat een horloge niet vanzelf ontstaat, en de natuur zit nog veel mooier en doelmatiger in elkaar dan een horloge, dus…

4. Zie noot 1 hierboven.

5. www.talkreason.org/ Met name de bijdrage van Richard Wein ‘Not a Free Lunch But a Box of Chocolates’ is een zeer grondige wiskundige inhoudelijke kritiek van Dembski’s boek No Free Lunch. Een goede kritiek van Behe’s onherleidbare complexiteit is te vinden op: www.cbs.dtu.dk/staff/dave/Behe.html

6. ‘The Talk.Origins Archive’ www.talkorigins.org/ (vertegenwoordigt het orthodoxe wetenschappelijke standpunt)

7. Gert Korthof: www.wasdarwinwrong.com

Uit: Skepter 16.1 (2003)

Lees ook de overige stukken uit deze discussie:

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Meerdere auteurs