Occulte karaktertypen

De doodzonden van het enneagram

door Rob Nanninga – Skepter 13.2 (2000)

Het het enneagram kun je negen persoonlijkheidstypen onderscheiden. Naar men zegt is het systeem gebaseerd op eeuwenoude soefiwijsheid. En dat schijnt zowel onder jezuïeten als in het bedrijfsleven tot aanbeveling te strekken.

Het enneagram is een geometrische figuur in de vorm van een cirkel waarin lijnen zijn getrokken tussen negen punten die zich op gelijke afstanden van elkaar op de cirkelomtrek bevinden (het Griekse woord ennea betekent negen). In het afgelopen decennium is het verrassend populair geworden als een psychologisch model dat negen karaktertypen beschrijft. Inmiddels zijn er al meer dan twintig Nederlandstalige boeken over verschenen en op allerlei plaatsen worden cursussen of workshops aangeboden.

Goedkope cursussen zijn onder meer verkrijgbaar bij het Amsterdamse Ignatiushuis van de jezuïeten en bij verscheidene volksuniversiteiten. Wie meer geld te besteden heeft, kan terecht bij de Baak, het managementcentrum van VNO-NCW (de grootste Nederlandse werkgeversorganisatie). Volgens de docenten kan men met behulp van het enneagram de drijfveren van de verschillende typen mensen snel leren herkennen, zodat men daar beter op kan inspelen.

Functioneringsproblemen van werknemers kunnen verklaarbaar of voorspelbaar worden wanneer men weet tot welk type zij behoren. De oud-schaatser Jorrit Jorritsma, die tegenwoordig NLP- en enneagramtrainer is, geeft in een van zijn boekjes het voorbeeld van een oudere werknemer in een aannemersbedrijf die niet meer goed functioneerde nadat hij tot chef was benoemd. De man bleek type 6 te zijn, de Loyalist, het type dat de infrastructuur in stand houdt en zich ondergeschikt maakt aan de hiërarchie. Volgens Jorritsma komen we in het bedrijfsleven veel zessen tegen. De directie bestaat daarentegen in het algemeen uit mensen van type 3, de Winnaar. Gelukkig had de baas van het aannemersbedrijf een enneagramcursus gevolgd, zodat hij het probleem kon oplossen door de werknemer zijn oude functie terug te geven.

Gurdjieffs schoktherapie

Het enneagramsymbool is afkomstig van George Gurdjieff, die door Jorritsma wordt omschreven als een ‘Russische Socrates’. Gurdjieff werd in 1866 (of later) geboren in Armenië, dicht bij de Turkse grens. Kort voor de Eerste Wereldoorlog startte hij in Moskou een esoterische school die aanhang verwierf onder aristocraten, kunstenaars en intellectuelen. Zij moesten hem elk duizend roebel per jaar betalen, want hij ging ervan uit dat ‘de mensen niet waarderen wat zij gemakkelijk krijgen’.

George Gurdjieff in 1924Gurdjieff was een gewiekste handelaar, onder meer in tapijten, korsetten, antiquiteiten en geverfde mussen (die hij als kanaries verkocht). Hij vertelde fantastische verhalen over zijn jarenlange speurtochten naar geheime broederschappen, mystieke soefi-ordes, Tibetaanse lama’s en Meesters der Wijsheid. Zijn grootste ontdekking was het hoofdklooster van de oeroude en geheel onbekende Sarmoungbroederschap, waar hij naar eigen zeggen veel kennis verkreeg. Dit klooster zou zich ergens in de buurt van Zuid-Oezbekistan hebben bevonden. Gurdjieff noemde echter nooit feiten die het mogelijk maakten zijn bronnen na te trekken en sprak zichzelf ook dikwijls tegen. Daardoor is het onduidelijk gebleven waar zijn wijsheid vandaan kwam en hoeveel hij zelf had verzonnen.

Zijn visie op de mensheid was nogal pessimistisch. Hij beschouwde mensen als machines of automaten die louter reageren op externe prikkels. Ze beschikken niet over een duurzaam ‘Ik’ en hebben geen controle over hun handelingen, gevoelens en gedachten. Vooral de maan heeft de mensheid in haar greep. Zij is een wezen dat zich voedt met de levensenergie die bij de dood van een organisme vrijkomt. Zielen van overledenen worden door de maan aangetrokken en stellen haar in staat zich te ontwikkelen tot een soort aarde, waarbij de temperatuur geleidelijk zal stijgen.

De grote massa der mensheid verkeert in een toestand van slaap. Slechts enkelen kun hieruit ontwaken door zich te onderwerpen aan een strenge leermeester die hen de noodzakelijke psychische schokken toedient. Dat leidt niet tot een verlies van persoonlijke vrijheid, want vrij zijn we toch al niet en onze persoonlijkheid is slechts een masker dat onze essentie verbergt. Voortdurende zelfobservatie en zelfcontrole zijn essentieel om automatismen te doorbreken, zelfbewustzijn te ontwikkelen en uiteindelijk een staat van objectief bewustzijn te bereiken.

Met financiële steun van rijke bewonderaars kocht Gurdjieff in 1922 een Frans kasteel in Fontainebleau, waar hij het Instituut voor de Harmonieuze Ontwikkeling van de Mens opende. Volgens critici leek het meer op werkkamp dan op een spirituele commune. Gurdjieff trad op als een grillige en veeleisende dwingeland die zijn discipelen aan allerlei emotionele en lichamelijke beproevingen onderwierp. Hij bedacht onder meer een oefening waarbij iedereen ogenblikkelijk in zijn of haar houding moest bevriezen wanneer hij een stopteken gaf. Dat kon op elk ongelegen moment gebeuren. Zo was er iemand die blaren opliep omdat de meester ‘stop’ riep toen hij net een glas hete thee oppakte. Een ander communelid verhaalde hoe Gurdjieff alle mannen naakt op een rij plaatste en vernederend commentaar leverde op hun geslachtsdelen.

Het enneagram werd voor het eerst openbaar gemaakt in het boek Op zoek naar het wonderbaarlijke van de publicist Pjotr Ouspensky (1949), Gurdjieffs bekendste leerling. Volgens de meester was het de steen der wijzen waaruit men de wetten van het heelal kan aflezen. Het kan alleen ten volle worden begrepen door deel te nemen aan ingewikkelde dansoefeningen, die een uiterste concentratie vereisen. Het enneagram belichaamt onder meer de Wet van Zeven, waarbij elk afgerond proces wordt voorgesteld als de overgang van de toon ‘do’ naar de ‘do’ van het volgende octaaf. Dit geschiedt via zeven grondtonen plus twee ‘aanvullende schokken’ tussen de intervallen mi-fa en si-do.

Een klein rekenkundig experiment kan duidelijk maken hoe bijzonder het enneagram is. Pak hiervoor een rekenmachine en toets een willekeurig cijfer in (behalve zeven). Deel dit getal door zeven en constateer dat de decimale reeks 142857 zich achter de komma herhaalt. Vermenigvuldig de uitkomst vervolgens met drie en ontdek dat de magische reeks nog steeds aanwezig is. De verbindingslijnen in het enneagram volgen eveneens de route 142857, terwijl de driehoek tussen de punten 9, 3 en 6 de universele Wet van Drie symboliseert.

Gurdjieff en Ouspensky waren dol op ingewikkelde schema’s en classificaties. Zo was er een tabel der ‘waterstoffen’ waarin de dichtheid en trillingsfrequentie van verschillende soorten materie werd weergegeven. Hoe hoger de trillingsfrequentie, des te intelligenter de betreffende materie. Substanties die als voedsel voor de mens kunnen dienen (zoals een gebakken aardappel), werden aangeduid als ‘waterstof’ 768 en waren ‘intelligenter’ dan rauwe aardappels.

Gurdjieff sprak over twaalf verschillende mensentypen. Deze typen hebben betrekking op de aangeboren essentie van de mens en kunnen niet in gewone taal omschreven worden. Elk type heeft een bepaalde lotsbestemming die door planetaire invloeden wordt bepaald. Daarnaast heeft de mens een persoonlijkheid die door de omstandigheden wordt gevormd. Deze persoonlijkheid wordt gedomineerd door een karakteristieke ‘hoofdfout’, die alleen kan worden geïdentificeerd door een deskundige leermeester. Enkele hoofdfouten die Gurdjieff bij zijn discipelen waarnam, waren: ‘hij is nooit thuis’, ‘hij bestaat helemaal niet’, ‘hij wil altijd met iedereen argumenteren’, en ‘hij heeft geen geweten’. Als iemand zich niet kon herkennen in zo’n typering, was dat voor Gurdjieff een bevestiging van zijn gelijk.

Nadat hij in 1924 bijna het leven liet toen hij met hoge snelheid tegen een boom reed, deed Gurdjieff het wat rustiger aan. Hij begon te schrijven aan zijn driedelige levenswerk over All and Everything. Zijn belangrijkste boek is Beëlzebubs Verhalen, een meer dan duizend pagina’s dikke pil vol duistere metafysica in de vorm van een sf-roman. Het verscheen in 1950, een jaar na zijn dood, en wordt nog steeds gekoesterd in hedendaagse Gurdjieffgroepen. Vooral in de VS, waar hij vele malen naar toe reisde, bestaan nog verscheidene groepen die zijn werk voortzetten.

De prins der aartsengelen

Hoewel Gurdjieff beweerde dat je iets pas werkelijk begrijpt wanneer je het in een enneagram kunt plaatsen, ondernam hij geen poging de menselijke persoonlijkheid hierin in te vatten. Deze toepassing werd pas in de jaren ’60 ontwikkeld door de in 1931 geboren Boliviaan Oscar Ichazo. Over zijn verleden is niet meer bekend dan wat hij er zelf over losliet, en dat is erg weinig.

Omstreeks 1950 kreeg Ichazo het eerder genoemde boek van Ouspensky cadeau van een man wiens naam hij niet mag onthullen. Deze man bracht hem in contact met een onbekende esoterische groep in Buenos Aires, die de ideeën van Gurdjieff combineerde met zen, soefisme, theosofie en de kabbala. Na enkele beproevingen te hebben doorstaan, mocht Ichazo lid worden. Maar daar bleef het niet bij. In navolging van Gurdjieff ondernam hij avontuurlijke reizen naar allerlei niet met name genoemde leermeesters. Hij kreeg onderricht van Tibetanen, sjamanen, yogi’s, soefimeesters, en noem maar op. Ergens in Afghanistan legde hij contact met de geheime school waarover Gurdjieff had gesproken, en hij kreeg zelfs toestemming de Akashakroniek in te zien, zodat hij alles te weten kwam over de geschiedenis van de kosmos.

IchazoUiteindelijk keerde Ichazo terug naar La Paz en ging een jaar bij zijn vader wonen om zijn ervaringen te verwerken. Daarna raakte hij in een ‘divine coma’, waaruit hij pas na zeven dagen ontwaakte. Op dat moment wist hij dat de tijd was aangebroken om zijn kennis uit te dragen. In 1969 gaf hij onderricht in de Chileense stad Santiago. Een van zijn cursisten was de Chileense psychiater Claudio Naranjo, die bekend was met het werk van Gurdjieff. Naranjo had veel belangstelling voor veranderde bewustzijnstoestanden en transcendente ervaringen. Hij was in 1966 in de VS gaan werken en had net een artikel gepubliceerd over zijn experimenten met exotische psychedelica (ibogaïne en harmaline), die bij patiënten archetypische fantasieën te voorschijn riepen. Ook Ichazo had ervaring met zulke middelen.

Naranjo raakte onder de indruk van de geheime kennis en technieken waarover Ichazo beschikte. Hij keerde terug naar Californië en begon onder meer binnen het Esalen Instituut reclame te maken voor de nieuwe ‘soefimeester’. Esalen was in de jaren ’60 uitgegroeid tot het centrum van de Human Potential Movement. Er kwamen jaarlijks meer dan 20.000 mensen allerlei soorten groeitrainingen volgen (van encountergroepen tot oosterse meditatie). In 1970 reisde Naranjo samen met ruim vijftig Amerikanen naar de stad Arica, in het noorden van Chili, om daar een tien maanden durende training van Ichazo te volgen. De bekendste deelnemer was de mystieke neurofysioloog John Lilly, die experimenten had gedaan waarbij hij zich onder invloed van LSD aan sensorische deprivatie blootstelde.

Naranjo en Lilly bereikten met hulp van Ichazo bijna een toestand van verlichting, maar ze hielden het niet vol. Naranjo werd na zeven maanden weggestuurd omdat hij zich te individualistisch gedroeg en ook Lilly haakte voortijdig af. Na afloop van de training reisde Ichazo met zijn nieuw verworven volgelingen naar New York, waar hij het Arica Instituut oprichtte. Dit instituut wilde de mensheid de weg naar verlichting wijzen, en dat was hard nodig om de aarde binnen tien jaar van de ondergang te kunnen redden. De aanhangers van Arica werden opgeroepen de nieuwe heilsboodschap te verbreiden, zodat de mensheid spoedig een grote familie kon worden, in harmonie met de wetten van de kosmos.

Ichazo beweerde dat hij instructies had ontvangen van Metatron, de prins der aartsengelen, en in contact stond met alle voorgaande meesters van ‘De School’. Wie zich bij Arica aansloot, kreeg toegang tot goddelijke energie of genade, die Baraka werd genoemd (een soefiterm). De leden konden elkaar Baraka toezenden door in lotushouding tegenover elkaar te zitten en in elkaars linkeroog te kijken. Het was ook mogelijk via mantra’s en meditatie in contact te komen met engelen die de leden konden helpen hun ego te overstijgen. Dat was noodzakelijk, want wie in zijn ego blijft steken, kan niet reïncarneren en zal worden opgeslorpt door de maan.

9 passiesWanneer een kind wordt geboren, is het nog helemaal zuiver. Maar om te overleven in een bedreigende wereld ontwikkelt het kind een ego of persoonlijkheid die de essentie gaat verduisteren. Ieder mens heeft volgens Ichazo een bepaalde ‘egofixatie’ en een bijbehorende ‘passie’ die zijn gedachten, handelingen en emoties domineert. Er bestaan negen verschillende hartstochten, die in het enneagram worden weergegeven. Zeven daarvan zijn vernoemd naar de traditionele christelijke doodzonden: woede, trots, afgunst, hebzucht, gulzigheid, lust en luiheid. Angst en bedrog werden door Ichazo toegevoegd om het geheel te completeren.

We moeten ons bewust worden van onze fundamentele hartstocht, zodat deze emotionele respons kan worden bestreden met de gepaste deugd. Zo kan men angst bestrijden door moed te ontwikkelen. Ichazo presenteerde zijn persoonlijkheidstypologie als objectieve kennis die door openbaring was verkregen. Hij meende dat mensen niet in staat zijn hun eigen fundamentele hartstocht en fixatie te bepalen. Alleen een deskundige leermeester kan vaststellen tot welk type iemand behoort.

Verzonnen of ontdekt?

Naranjo adopteerde Ichazo’s persoonlijkheidstypologie en werkte het systeem verder uit. Hij voegde aan elk type een freudiaans verdedigingsmechanisme toe en hij bracht de typen in verband met de officiële classificatie van psychiatrische stoornissen (DSM-III). Bovendien gaf hij gaf er lessen over aan studenten van een seminarium in Berkeley, aan workshopdeelnemers van het Esalen Instituut en aan de leerlingen van zijn eigen school, die hij Seekers After Truth (SAT) had genoemd.

Een van zijn eerste cursisten was de jezuïet Bob Ochs, die het enneagram op zijn beurt onderwees aan studenten van het Loyola Seminary in Chicago. Het werd gepresenteerd als geheime soefikennis die niet schriftelijk mocht worden doorgeven. Pater Patrick O’Leary, een voormalige student van Ochs, was de eerste die zich niet aan deze afspraak hield. In 1984 publiceerde hij een boek over de negen enneatypen. Al spoedig volgden er meer werken uit katholieke kring. Daar was het enneagram aan een zegetocht begonnen, wellicht omdat het in zekere zin fungeerde als een substituut voor de biecht.

De bekendste katholieke auteur is de ex-jezuïet Don Richard Riso, die een eigen Enneagram Instituut oprichtte. Ook pater Richard Rohr schreef een bestseller, waarin hij het enneagram met een christelijke saus overgoot. Elk enneatype wordt volgens Rohr gekenmerkt door een ‘wortelzonde’ die een scheiding met God veroorzaakt. Ons valse ego moet sterven zodat Gods liefde weer vrij kan stromen. Het enneagram wijst ons de weg naar bekering. Pater Dobson ging nog een stap verder. Hij veronderstelde dat de auteurs van het Nieuwe Testament al op de hoogte waren met het enneagram, dat mogelijk was meegebracht door de wijzen die uit het oosten naar Bethlehem reisden. De christelijke hoofdzonden waren niet pas in de jaren ’60 door Ichazo op het enneagram geplakt, maar kwamen daar volgens Dobson oorspronkelijk uit voort.

Het enneagram brak uiteindelijk ook door bij het grote publiek. Dat was te danken aan de ‘paranormaal begaafde’ psychologe Helen Palmer. Zij gaf trainingen aan mensen die hun intuïtieve en helderziende vermogens wilden ontwikkelen. Aan het begin van de jaren ’70 volgde ze één les bij Naranjo en een paar jaar later las ze een hoofdstuk in het boek Transpersonal Psychologies, waarin John Lilly een kort overzicht gaf van Ichazo’s typologie. Op basis van deze kennis en haar intuïties begon Palmer het enneagram te onderwijzen. Zij hanteerde de zogenoemde panelmethode, waarbij ze enkele cursisten die zich in hetzelfde type herkenden, uitnodigde op het podium plaats te nemen. Daar werden ze over hun leven ondervraagd, zodat duidelijk werd dat ze in veel opzichten op elkaar leken.

Palmers eerste boek over het enneagram verscheen in 1988. Het leek op een populair astrologieboek en er werden 200.000 exemplaren van verkocht. Ichazo was verontwaardigd dat zijn esoterische systeem werd verhandeld door allerlei lieden die hij niet eens persoonlijk kende. Hij meende dat Palmer zijn auteursrechten had geschonden en spande in 1990 in naam van Arica een proces tegen haar aan. De rechter constateerde echter dat in de publicaties van Arica herhaaldelijk stond vermeld dat Ichazo de negen enneatypen had ontdekt. Het waren volgens Arica geen bedenksels maar wetenschappelijk aangetoonde feiten die objectief konden worden geverifieerd. De specifieke volgorde van de typen werd vergeleken met de kleuren van het spectrum, en kon dus niet worden gewijzigd zonder de waarheid geweld aan te doen. De rechter wees erop dat wetenschappelijke feiten niet als eigen creaties kunnen worden beschermd. In hoger beroep gaf Arica toe dat Ichazo geen feiten verkondigde: het waren slechts metaforische beweringen die een filosofische waarheid uitdrukten. Maar deze bekentenis kwam naar het oordeel van de rechtbank te laat, zodat de eisen werden afgewezen.

Typische trekken

De Griekse filosoof Theophrastus beschreef 2300 jaar geleden een stuk of dertig karaktertypen waarin een bepaalde negatieve eigenschap, zwakte of ondeugd centraal stond. Hij schetste onder meer een beeld van de Opschepper, de Vleier en de Roddelaar. Zulke karakterschetsen, met veel sprekende voorbeelden, zijn nog lang populair gebleven. Ze hadden een moraliserende en opvoedkundige bedoeling. Het enneagram bouwt voort op deze traditie door mensen aan te sporen hun overheersende passie te transformeren in een bepaalde deugd.

De verkondigers van het enneagram kunnen slechts negen karaktertypen onderscheiden omdat hun ‘steen der wijzen’ nu eenmaal niet meer hoekpunten heeft. Het aantal typen lag bij voorbaat vast en is dus niet uit psychologisch onderzoek voortgekomen. Psychologen zijn al lang afgestapt van persoonlijkheidstypologieën die uitgaan van een beperkt aantal afzonderlijke hokjes waar iedereen in moet passen. Het menselijk gedrag is zo complex en er zijn zoveel individuele verschillen dat je mensen niet kunt indelen in enkele voorgevormde categorieen zonder tot simplificaties of stereotypen te vervallen.

Laten we eens aannemen dat er slechts vijf karaktertrekken bestaan plus de vijf trekken die daaraan tegengesteld zijn. Een van die trekken zou ‘ijverig’ kunnen zijn, en het tegendeel is dan ‘lui’. Bovendien nemen we aan dat elk individu een van beide tegengestelde trekken bezit. Iedereen is dus of ijverig of lui, want een tussenweg is er niet. Met dit uiterst simplistische schema kunnen we mensen gaan indelen door vast te stellen welke trekken zij bezitten. Er zijn 32 mogelijke combinaties van vijf karaktertrekken (2 tot de macht 5), zodat het schema 32 verschillende karaktertypen kan onderscheiden. Zelfs dit simpele schema geeft dus al meer informatie dan het enneagram.

De psycholoog Henry Murray ontwikkelde in de jaren ’30 een lijst van ongeveer twintig behoeften die het menselijk gedrag kunnen motiveren. Hij noemde onder meer de behoefte aan plezier, de behoefte iets tot stand te brengen en de behoefte om indruk op anderen te maken. Dit model lijkt wel een beetje op het enneagram omdat er bepaalde basismotivaties worden onderscheiden. Het verschil is echter dat Murray de persoonlijkheid zag als een mengsel van meerdere behoeften die in meer of mindere mate aanwezig zijn en die worden beïnvloed door de omstandigheden.

Er kunnen met gemak honderden karaktertrekken worden onderscheiden, zodat het al gauw een warboel wordt. De psycholoog Raymond Cattell onderzocht daarom in hoeverre bepaalde trekken met elkaar correleren. Door middel van factoranalyse identificeerde hij 16 dimensies of basistrekken die de onderliggende structuur van een persoonlijkheid bepalen en die samenvatten hoe mensen zichzelf en anderen karakteriseren Dit aantal is recentelijk teruggebracht tot vijf persoonlijkheidsdimensies die regelmatig uit onderzoek naar voren kwamen: extraversie, emotionele labiliteit, vriendelijkheid, zorgvuldigheid en openheid voor ervaringen. Elke dimensie bestaat uit twee polen (bijvoorbeeld extravert versus introvert) en houdt verband met meerdere trekken. We kunnen een persoonlijkheidsprofiel maken door iemand voor elk van de vijf dimensies ergens op het continuum tussen beide polen te plaatsen. Voor dit doel zijn gestandaardiseerde vragenlijsten ontwikkeld.

De waarde van zulke persoonlijkheidsprofielen is nogal beperkt omdat ze slechts in geringe mate correleren met het feitelijke gedrag. Dit gedrag is niet consistent en hangt in hoge mate af van de situatie. Als we weten dat iemand een ander heeft geholpen, kunnen we daaruit gewoonlijk niet afleiden dat hij onder andere omstandigheden eveneens hulp zal bieden. Een score op een persoonlijkheidstest die de mate van altruïsme meet, heeft eveneens weinig voorspellende waarde. Zo bleek dat studenten met een hoge altruïsmescore niet vaker dan gemiddeld bereid waren bloed te doneren. Diverse ingenieuze experimenten maakten duidelijk dat allerlei externe factoren sterk van invloed kunnen zijn op de betoonde hulpvaardigheid. Bij een van deze experimenten werden willekeurige mensen die in een winkelstraat uit een telefooncel kwamen, geconfronteerd met een voorbijganger die een stapel papieren uit zijn handen liet vallen. De helft van de proefpersonen had net een kwartje gevonden in het geldbakje van de automaat, terwijl de andere helft dit voordeeltje miste. Het kwartje veroorzaakte naar het scheen een opmerkelijk verschil in hulpvaardigheid. Zonder kwartje bood slechts 4 procent hulp aan de ongelukkige voorbijganger, maar met kwartje was het 84 procent.

Scherpe neus

Alle boeken over het enneagram bevatten negen karakterschetsen die vrij gedetailleerd zijn uitgewerkt. Een voorbeeld is de Perfectionist (type 1), die als volgt kan worden omschreven: ‘Hij wil alles zo goed mogelijk doen, heeft ontzag voor regels, heeft veel zelfkritiek en is bang om fouten te maken. Hij stelt hoge eisen aan zichzelf en aan anderen, is plichtsgetrouw, ijverig, consciëntieus, principieel en moralistisch. Hij is snel geïrriteerd wanneer anderen niet aan zijn hoge verwachtingen en standaards voldoen. Hij voelt zich vaak onvoldoende gewaardeerd voor zijn prestaties en heeft de pest in als anderen minder inzet tonen. Hij geeft graag kritiek op anderen, maakt hen verwijten, leest ze de les, maakt neerbuigende of kleinerende opmerkingen, en is overtuigd van zijn morele gelijk. Hij wil zijn normen en waarden aan anderen opleggen, heeft een sterk rechtvaardigheidsgevoel, kan fouten moeilijk vergeven, en neemt de dingen te serieus. Hij is vaak boos op zichzelf, wil niet toegeven dat hij boos op anderen is, verbergt of onderdrukt zijn emoties, totdat het tot een uitbarsting komt.’ Sommige auteurs (zoals Jorritsma) voegen daar nog uiterlijke kenmerken aan toe: ‘De Perfectionist heeft een langwerpig, smal gelaat, een scherpe neus en een smalle lichaamsbouw. Hij loopt wat stijfjes rechtop, heeft bijna altijd dezelfde gezichtsuitdrukking en kleedt zich heel formeel.’

De typen zijn niet duidelijk vastgelegd, zodat de auteurs niet allemaal dezelfde eigenschappen aan een type toeschrijven. Op grond van hun persoonlijke ervaringen leggen ze soms andere accenten of verbanden. Ze gebruiken ook verschillende namen om de typen aan te duiden. Zo staat type 7 bekend als de Optimist, de Hedonist, de Levensgenieter, de Epicurist, de Avonturier, de Plannenmaker, de Generalist, de Dromer en de Charmeur. Eigenschappen die een type kenmerken, komen meestal ook bij enkele andere typen voor, zodat het moeilijk is het juiste type te bepalen. Bovendien is het onwaarschijnlijk dat een persoon nauwkeurig overeenkomt met een van de typen en alle genoemde trekken in zich verenigt. Hoe groter het aantal trekken, des te kleiner de kans dat die samen optreden. Gewoonlijk zal iemand bij meerdere typen punten van overeenstemming ontdekken. Het enneagram eist echter dat we ons voegen naar een van de negen gereedstaande procrustesbedden. Wie te lang is moet het zonder zijn voeten stellen, en wie te klein is wordt karikaturaal uitgerekt. Het is eenvoudiger om anderen in zulke bedden te stoppen. Zodra je hebt bepaald tot welk type iemand behoort, is het meestal niet moeilijk om dit beeld regelmatig bevestigd te zien, vooral wanneer je iemand slechts in bepaalde situaties meemaakt.

Het enneagram gaat uit van negen passies, die zich echter op een vrij onduidelijke manier manifesteren. De Perfectionist wordt naar verluidt beheerst door woede, maar deze woede is onbewust en onderdrukt. De vermeende trots van de Helper wordt vertaald in zijn trots op het feit dat anderen hem nodig hebben. En de hebzucht van de Waarnemer wordt in verband gebracht met zijn behoefte aan kennis en eigen levensruimte. Verscheidene auteurs weten ook te vertellen welke ervaringen in de kindertijd aan de types ten grondslag liggen. Zo zou type 4 onbewust het gevoel hebben gehad in de steek te zijn gelaten. Het taalgebruik van de auteurs is nogal wollig en hun uitspraken zijn regelmatig onbegrijpelijk, schijnbaar tegenstrijdig of voor meerdere uitleg vatbaar. Dit maakt het voor de lezers gemakkelijker om iets van waarheid te herkennen in de woordenbrij.

De enneatypen lijken op de twaalf zonnetekens van de populaire astrologie, maar hebben als voordeel dat je er zelf een mag uitkiezen. Wanneer dat niet helemaal lukt, is het toegestaan kenmerken van een naastgelegen ‘vleugeltype’ te annexeren. Zo kan type 1 trekken vertonen van type 2 en/of type 9, zijn beide ‘vleugels’. Bovendien kan hij onder stress of in ontspanning naar type 4 of 7 gaan. Ook binnen de typen kunnen eigenschappen elkaar soms afwisselen. Dit geldt bijvoorbeeld van de angst van de Loyalist (ook wel Scepticus genoemd), die kan omslaan in roekeloosheid. Op deze wijze biedt het enneagram haar slachtoffers meer speelruimte dan aanvankelijk het geval leek.

Bestudering van het enneagram hoeft niet bij voorbaat nutteloos te zijn. Het kan ons bewust maken van bepaalde verschillen tussen mensen, het kan begrip kweken voor het gedrag van anderen, het kan een manier zijn om orde te scheppen in de chaos, of het kan ertoe bijdragen dat we beter naar onszelf gaan kijken en misschien pogingen ondernemen negatieve aspecten te veranderen. Het lijkt mij echter verstandig om zulke doelen met wat minder occulte en meer wetenschappelijke middelen na te streven.

Literatuur

Anderson, Mary Jo (1997). The enneagram – Psychic babble. Crisis Magazine (September).

Arica Institute v. Helen Palmer (1992). United States Court of Appeals.

De Baak – Werken met het enneagram – cursusinformatie (2000).

Feuerstein, Georg (1991). Holy madness : the shock tactics and radical teachings of crazy-wise adepts, holy fools, and rascal gurus. New York, N.Y. : Paragon House.

Hird, Ed (1998) Gurdjieff and the enigmatic enneagram.

Kouwer, B.J. (1963). Het spel van de persoonlijkheid. Utrecht: Erven J. Bijleveld.

Lewis, James R. (1998). The encyclopedia of cults, sects, and new religions. Amherst, N.Y.: Prometheus Books.

Miller, Timothy, ed. (1995). America’s alternative religions. Albany: State University of New York Press.

Moore, James (1991). Gurdjieff: the anatomy of a myth.Shaftesbury, Dorset: Element Books.

Ouspensky, P.D. (1949). Op zoek naar het wonderbaarlijke. Wassenaar: Mirananda.

Pacwa, Mitchell (1991). Tell me who I am, o enneagram. Christian Research Journal, Fall 1991.

Patterson, William Patrick & Barbara C. Allen (1998). Taking with the left hand: enneagram craze, people of the bookmark, & the Mouravieff phenomenon.

Peterson, Chistopher (1992). Personality. Fort Worth: Harcourt Brace Jovanovich College Publishers.

Ross, Lee & Richard E. Nisbett (1991). The person and the situation. New York: McGraw-Hill, Inc.

Smoley, Richard (1991). Meetings with a remarkable paradox. Gnosis (Summer).

Storr, Anthony (1996). Feet of clay: a study of gurus. London : HarperCollins.

Tart, Charles T., ed. (1975). Transpersonal psychologies. New York : Harper and Row.

Uit: Skepter 13.2 (2000)

Vond u dit artikel interessant? Overweeg dan eens om Skepsis te steunen door donateur te worden of een abonnement op Skepter te nemen.

Steun Skepsis

Rob Nanninga was hoofdredacteur van Skepter van 2002 tot 2014