Homeopathische praatjes werken bij reuma

Een Brits onderzoek naar de effectiviteit van homeopathie bij reumatoïde artritis (RA) door Sarah Brien (foto) et al. stelde nogal voorspelbaar vast dat homeopathische pillen of druppels niet echt helpen. Een uitvoerig homeopathisch consult maakt wel dat men zich beter voelt.
Bespreking van: Sarah Brien, Laurie Lachance, Phil Prescott, Clare McDermott and George Lewith,  Homeopathy has clinical benefits in rheumatoid arthritis patients that are attributable to the consultation process but not the homeopathic remedy: a randomized controlled clinical trial. Rheumatology (Oxford), 2010 Nov 13 (Epub).

Hoogverdunde homeopathische middelen kunnen niet werken. Dat is hoe dan ook duidelijk. Zelfs het sterkste gif wordt krachteloos als je het een biljoen maal verdunt. De homeopaten beweren dat het niet om verdunnen gaat, maar om schudverdunnen. Men dient na elke verdunningsstap het flesje te schudden door er 100 maal mee te stoten op een in leer gebonden boek of ander hard elastisch voorwerp (Organon, § 270). Dat is natuurlijk precies even zinloos als dobbelstenen extra hard en lang schudden om zo een gunstige uitkomst te bevorderen. Hoe de bedenker Samuel Hahnemann op dat idee van schudverdunnen is gekomen is een verhaal apart, maar vanaf het ogenblik dat de homeopaten met die hoge verdunningen begonnen, verloren ze elke wetenschappelijke geloofwaardigheid.

Onderdeel van het homeopathische ritueel is echter dat de therapeut de patiënt nauwkeurig moet ondervragen over de gehele gezondheidstoestand, inclusief emoties en geestesgesteldheid. Pas dan kan de koppeling gemaakt worden met het meest geëigende middel. Hoe die koppeling gebeurt voert hier te ver, maar het is niet onaannemelijk dat dit intensieve contact met de therapeut een positieve invloed heeft op de patiënt.

Het is duidelijk dat zo maar een standaardmiddel bij de drogist halen helemaal tegen de geest van de homeopathie is. Men hoort ook vaak dat dieren en kleine kinderen zo gunstig op homeopathie reageren, maar ook dat is onzin: zo’n lang therapeutisch gesprek is met dieren en kleine kinderen niet mogelijk, afgezien nog van het feit dat de homeopathische handboeken niets vertellen over symptomen bij dieren of kleine kinderen. Die kinderen en dieren worden erbij gehaald om te bewijzen dat de geclaimde werking geen placebo-effect kan zijn. Maar kinderen en dieren zijn gevoelig voor de stemming van hun verzorgers, waardoor een echt placebo-effect mogelijk is. Bovendien, zo gauw er iemand (behandelaar, patiënt, verzorger) weet dat er behandeld wordt, gaan allerlei waarnemingsillusies werken.

Sinds het ontstaan van de homeopathie zijn er vele scholen ontstaan die drastisch afwijken van de oorspronkelijke leer van Hahnemann. Er zijn ook grote en machtige farmaceutische bedrijven die grote omzetten maken met de verkoop van homeopathische middelen met een duidelijke indicatie – voor RA bijvoorbeeld. Zulke middelen zijn vaak mengsels van verschillende remedies (Hahnemann zou zich in zijn graf omdraaien). Dit is de zogeheten complexhomeopathie. Deze bedrijven zijn er zelfs in geslaagd om het grote publiek wijs te maken dat homeopathie een soort kruidengeneeskunde is.

Hoewel de homeopathie op voorhand onzinnig is, zijn er toch wel onderzoeken naar gedaan waarbij gekeken werd naar hoeveel zieken er met homeopathie genazen, vergeleken met de prestaties van een fopmiddel. In beginsel is goed klinisch onderzoek van homeopathie nogal eenvoudig, omdat het zo makkelijk is om te zorgen dat de proefpersonen of de behandelaars niet weten wie het hoogverdunde middel krijgt en wie een meer gewone vorm van ‘niets’. Er zijn zelfs zoveel onderzoeken dat er allerlei overzichten en meta-analyses verschenen zijn. Over het geheel genomen laten die bijzonder weinig zien, hoewel de homeopaten zelf al dat onderzoek door diepgetinte roze brillen bekijken, en er wonder wat in ontwaren.

Een recent onderzoek van Sarah Brien et al. van de University of Southampton ging als volgt (een samenvatting is te vinden bij bovenstaande link, en daar kan men ook de volledige tekst inzien). Een bescheiden totaal van 83 patiënten werd uiteindelijk volgens het toeval in twee delen gesplitst: 49 zouden een echt homeopathisch consult krijgen (van een niet-arts), terwijl de rest (34) geen consult kreeg, alleen druppels complexhomeopathie. Beide groepen werden nog verder volgens het toeval onderverdeeld. De consultgroep kreeg ofwel een homeopathisch tablet ofwel druppels complexhomeopathie (een tienduizendmaal verdund kruidenpreparaat) of een placebo (tablet of druppels). De niet-consultgroep kreeg de druppels of een placebo. Na de loting vielen er nog enkele patiënten af, zodat er uiteindelijk 77 meededen.

Zo konden diverse vergelijkingen gemaakt worden: consult versus geen consult, verschillen binnen de consultgroep, en druppels versus placebo. Er waren twee primaire uitkomstmaten. Een was de score op een bekende test, de American College of Rheumatology 20. Daarbij gaat het om een flinke verbetering. De andere was een verbetering van ten minste 35% op de zogeheten Global Assessment (GA). Die uitkomstmaten gaven geen verschil te zien. Zo waren er in elke groep 4 tot 6 die er 35% op vooruit gingen in de GA.

Er waren wel duidelijke verschillen bij secundaire uitkomstmaten. De consultgroepen hadden minder gezwollen gewrichten, minder pijn en een beter humeur dan de niet-consultgroepen. Op deze secundaire uitkomstmaten was er echter geen duidelijk verschil tussen placebo en verum of tussen klassieke homeopathie en complexhomeopathie.

Brien et al. concluderen: ‘Homeopathic intervention in patients with chronic, active but relatively stable RA has significant clinical benefits that are attributable mainly to the homeopathic consultation process. There appeared to be no specific benefit from the homeopathic remedies themselves.’

Heel erg verbazingwekkend is dit niet. Een arts die de patiënt serieus neemt, goed luistert, nauwkeurig onderzoekt of er misschien een ernstige onderliggende kwaal is, moed inspreekt en zo eerlijk en betrouwbaar mogelijk de vooruitzichten geeft en op de individuele patiënt gerichte adviezen geeft (dus niet alleen een recept), haalt het meeste uit het placebo-effect. Met andere woorden, de waarde in de medische praktijk van inlevingsvermogen, sympathie en begrip is allang bekend. Als artsen tijd voor hun patiënten uittrekken en ze holistisch benaderen wordt dat ook op prijs gesteld, al gaan ernstige ziekten daar niet van over. Misschien wordt deze kennis niet vaak genoeg in praktijk gebracht. De onderzoeker van alternatieve behandelwijzen Edzard Ernst merkt een en ander op in een editorial.

De tijd van de dokter is echter vaak beperkt, en voor optimalisatie van het placebo-effect is het echt niet nodig dat die zijn of haar tijd verdoet met een homeopathisch gesprek van een uur, met diverse follow-ups van een half uur.

Een uitvoerige Duitse bespreking vindt men in het DocCheck-blog Homöopathie: Reden hilft, Globuli nicht.
Zie ook de samenvatting in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.

Volgende blogartikel
Voorgaande blogartikel

2 gedachten over “Homeopathische praatjes werken bij reuma”

  1. Bij nader inzien vind ik het stuk toch niet zo sterk. Wat eruit kwam (homeopathisch consult heeft effect) was een misschien maar een toevalligheid.

    De onderzoekers rapporteren veertien uitkomstmaten bij vier vergelijkingen. Daar zitten er een paar bij die ‘statistisch significant’ uitkomen. Ik heb al vaker betoogd dat je over significant eigenlijk mag praten als je één enkele hypothese toetst, waarvoor je het experiment expliciet inricht. Als je eigenlijk 56 keer gaat zitten proberen, moet je de lat niet bij een overschrijdingskans van 5 procent leggen, maar bij ongeveer 0,1%. De uitkomst is dat bij de vergelijking consult-geen consult zowel de DAS-28 score als de swollen joint count bij ‘consult’ significant verbeterd was ten opzichte van ‘geen consult’ en dat daarenboven vier andere (van de veertien) variabelen ook de goede kant uit gingen. De DAS-28 score liep in de ‘consult’-groepen met ongeveer 20 procent terug, terwijl deze score bij ‘no consult’ maar met 7 procent verminderde.

    Ik vind het effect bij de swollen joint count minder indrukwekkend, in de eerste plaats omdat op dit punt de ‘consult’-groepen toevallig duidelijk hoger zaten dan de ‘no consult’-groepen en in de tweede plaats om dat deze variabele ook deel uitmaakt van de DAS-28.

    Een tweede resultaat was dat bij de personen die een individueel consult hadden gekregen het placebo gunstig afstak tegen verum. Dat is natuurlijk iets dat slechts aantoont hoe bij een aandoening met sterk variërende klachten en kleine groepen het niet zo vreemd is als een van 56 uitkomstmaten extreem uitvalt.

    De auteurs geven wel aan dat dit resultaat niet zoveel zegt omdat het exploratief onderzoek is, wat ze even vermelden aan het begin van het hoofdstukje ‘Methods’. Maar ze vinden dat het wel interessant zou zijn om in deze richting verder te onderzoeken.

    Je mag hopen dat ze dan het best denkbare zinvolle alternatief bedenken voor een homeopathisch consult.

Reacties zijn gesloten.